Levensverhaal Congolees Nederlandse vrouw

[i] Dank u dat u mij in uw kantoor verwelkomt voor dit interview. En nogmaals bedankt voor uw kostbare tijd. Voordat we beginnen wil ik u vragen uzelf voorstellen?
[r] Dank u wel [naam] voor de uitnodiging en voor uw getoonde interesse in mijn leven. Mijn naam is [naam] en ik kom uit Congo. Ik ben geboren in de stad Matadi, ik ben 44 jaar oud. Ik ben getrouwd en heb drie kinderen. Ik werk voor Stek, het is een organisatie voor de Staat en Kerk. Ik ben daar projectcoördinator voor Afrikaanse vrouwen. Het project waar ik voor werk heet Kariboe Bibi, dat betekent: ‘Welkom vrouwen’. Het is een algemeen centrum voor Afrikaanse vrouwen die in Den Haag wonen. Dus dat is iets over mijzelf.
[i] Kijkend naar uw leven in Nederland. Hoelang woont u al in Nederland?
[r] Officieel woon ik sinds 1998 in Nederland. (Het gesproken Frans in Congo verschilt van die in Frankrijk. Wij benoemen de cijfers anders.) Maar ik heb Congo verlaten in 1988. Dat is een beetje mijn levensloop geweest. Heb ik zo uw vraag beantwoord? Dan stop ik daar. Heeft u nog een andere vraag die u mij wilt stellen?
[i] Dus u heeft Congo verlaten sinds 1988?
[r] Ja.
[i] Om waar heen te gaan?
[r] Nadat ik mijn middelbare school had afgerond, heb ik Congo verlaten om naar België te gaan. Mijn ouders konden mijn universiteit in België betalen. Het is een keus van mijn ouders geweest om mij te laten studeren in België. Toen ik in 1988 mijn diploma heb behaald, ben ik weggegaan uit Congo. Ik ben naar België gegaan om mijn studie af te maken. Het eerste jaar in België, woonde ik in Namur. Het was voor mij noch een probleem noch een wens om in Namur te wonen. Het was de keus van mijn ouders dat ik geneeskunde ging studeren in België. Voor mijn studie moest ik me één jaar voorbereiden, een zogeheten schakeljaar, voordat ik op de katholieke Universiteit van Namur toegelaten kon worden. Na mijn schakeljaar heb ik stage gelopen. Ik heb mijn stage in een hogeronderwijs instituut van verpleegkundigen gelopen. Ik heb mijn stage gecombineerd met het volgen van studievakken. Er zijn toen bepaalde voorvallen geweest. Zo kwam ik erachter dat ik gevoelig was voor bloed. Natuurlijk besefte ik me toen dat die studie niks voor mij was. In 1989, toen ik naar Congo terugging, op vakantie bij mijn ouders, heb ik mijn ouders verteld dat de studie niks voor mij was. Ik vertelde ze dat ik iets anders wilde kiezen. En ze waren daar erg begripvol over. Ze gaven mij de vrijheid om te studeren wat ik wilde. Toen ben ik naar Brussel gegaan om Public Relations en Marketing te studeren. Dat is de weg die ik heb afgelegd wat betreft mijn studie in België, tot 1995. Kort na het behalen van mijn studie bereidde ik me voor op de terugkeer naar Congo. In die tijd werd men namelijk geacht na het behalen van de studie naar het eigen land terug te keren, om daar je steentje bij te dragen aan de maatschappij. Voordat ik terugging naar Congo heb ik mijn tante in Den Haag opgezocht. Een tante van mijn vaders kant die in Den Haag woonde. Ik ben bij haar op bezoek gegaan tijdens de kerstvakantie. We luidden het nieuwe jaar, 1996, in. Daarna ben ik teruggegaan naar België. Vervolgens ben ik in maart weer teruggekomen in Nederland om mijn verjaardag met mijn familie te vieren: mijn tante en neefjes en nichtjes. Na dat feest heb ik een meneer ontmoet, die uiteindelijk mijn echtgenoot is geworden. Zo ben ik in Den Haag terechtgekomen. Mijn vriend woonde hier in Den haag, vervolgens zijn we getrouwd. Ik wilde graag bij hem zijn, vandaar dat ik bij hem ben in getrokken in Den Haag. Ik heb er niet nadrukkelijk voor gekozen om in Den Haag te wonen, maar meer omdat mijn echtgenoot hier al woonde. Zoals u misschien wel weet, komen er weleens administratieve problemen kijken bij het verhuizen naar een nieuw land. Op het moment dat ik in België studeerde had ik de status van student. Dat verleende me niet automatisch de autorisatie om in Nederland te komen wonen. Dat betekent dat ik ook een tijdje zonder verblijfsvergunning in Nederland heb geleefd. Het was zwaar omdat ik geen vrije toegang had tot onderwijs om de taal te leren en ook niet om te werken. Voor mij was het een moeilijke periode, die veel frustratie met zich meebracht. Ik moest eerst werk hebben om mijn verblijfsvergunning in orde te maken. Mijn man had zijn verblijfsvergunning toen al ontvangen. In die tijd hoefde je niet veel administratieve moeite te doen voor je verblijfsvergunning, in tegenstelling tot nu. Mijn man heeft mij naar de vreemdelingenpolitie meegenomen, om te vertellen dat we getrouwd zijn. Hij is naar Congo geweest, met een machtiging van mij, waarmee we daar zijn getrouwd. Omdat ik niet kon reizen. Dus toen zijn we officieel getrouwd in Congo. Hij kwam hier met de huwelijksakte die is gelegaliseerd door de ambassade van Nederland in Congo. Wij hebben de huwelijksakte naar de vreemdelingenpolitie gestuurd, waarvan de validiteit werd geaccepteerd. En toen moesten we wachten. Niet alle verzoeken worden in eerste instantie goedgekeurd. Wij hebben hulp gevraagd aan een lokale advocaat, die onze zaak volgde. In 1998 ben ik in Nederland aangekomen en ik kreeg mijn papieren in 2002. Ik leefde dus een tijd in een moeilijke en stressvolle situatie; zonder verblijfsvergunning. Vanaf het moment dat ik mijn verblijfsvergunning heb ontvangen, in 2002, heb ik dezelfde stappen ondernomen als ieder ander die ook in de samenleving wil integreren. Daarom moest ik eerst de taal leren. Ik ben begonnen met een studie om de Nederlandse taal te beheersen. Maar ik werd zwanger, dus ben ik tijdelijk gestopt, om het weer op te pakken in 2006.
[i] Wat voor verblijfsvergunning heeft uw man?
[r] Pardon.
[r] Mijn man kwam hier in Nederland als een vluchteling. Hij had asiel aangevraagd. Hij is in 1991 naar Nederland gekomen als vluchteling. Hij heeft in een Opvang en Onderzoekscentrum (OC) en in Asielzoekerscentra (AZC) gewoond. In ieder geval dat wat er in die tijd aanwezig was aan opvang voor asielzoekers. Omdat ik hem in die periode nog niet kende, weet ik ook niet precies waarom hij asiel heeft aangevraagd. Toen ik hem heb leren kennen, had hij zijn verblijfsvergunning al. Hij heeft op basis van humanitaire overwegingen een verblijfsvergunning gekregen. Er zijn zaken die niet zijn geaccepteerd, maar hij heeft het wel om die reden ontvangen.
[i] Dus u heeft uw Nederlandse verblijfsvergunning gekregen vanwege uw huwelijk met uw man?
[r] Inderdaad.
[i] Dat wil zeggen dat u ook een vluchteling bent; door het huwelijk met uw echtgenoot.
[r] Inderdaad. Zoals een bekend gezegde luidt; de vrienden van mijn vrienden zijn ook mijn vrienden. Dus een vrouw van een vluchteling is ook een vluchteling, omdat mijn man gevlucht is om politieke redenen. Ja, dat waren niet mijn persoonlijke reden. De reden dat ik hem volgde was omdat ik verliefd was.
[i] Hebben jullie kinderen?
[r] Ja, dat heb ik al gezegd toen ik mezelf introduceerde. We hebben drie kinderen. Mijn eerste dochter is in 1998 geboren, mijn zoon in 2001 en mijn laatste dochter in 2006. Wij hebben drie kinderen, waarvan twee dochters en één zoon.
[i] Bezoekt u ook weleens andere gedeeltes van Nederland? Heeft u er weleens aan gedacht om ergens anders te wonen dan in Den Haag?
[r] Het heeft me nooit echt aangetrokken om ergens anders te wonen. Ik bezoek weleens andere plaatsen in Nederland, omdat wij overal in Nederland vrienden hebben. En ook onze families wonen verspreid over Nederland, zelfs in kleine dorpen. Maar ik zal u zeggen, toen ik die keer op visite was bij mijn tante, bezocht ik mijn eerste stad in Nederland; Den Haag. Dus ik kende Den Haag al voordat ik het besluit had genomen om er te gaan wonen. Toen ik in Brussel woonde, vond ik Nederland erg koud. Niet koud vanwege het klimaat, maar vanwege de rust. Dus ik zei tegen mezelf: “Ik zie mezelf niet in Nederland wonen.” Zoals ze zeggen: je kent noch je eigen lot, noch je eigen toekomst. Het overkomt je. Maar in Nederland zie ik mezelf niet ergens anders wonen dan in Den Haag. Ik vind Den Haag leuk, het is een culturele stad. Een stad waar je met gemak contacten legt en activiteiten onderneemt. Den Haag is een stad naast het strand. Het komt erop neer dat je niet vaak op vakantie wil, omdat je hier alles al hebt. Ik heb het erg naar mijn zin in Den Haag, ik denk er niet aan om te verhuizen.
[i] Als u het over een multiculturele stad hebt, voorzien van alle gemakken, wat bedoelt u daar dan mee?
[r] Praktisch gezien is Den haag een internationale stad. Dat kan je zien aan de ambassades, alle ambassades die in Nederland zijn, zijn in Den Haag gevestigd. Den Haag is ook de stad waar het centrale overheidsbestuur zich bevindt. Dus echt een multiculturele stad. Je moet gewoon in de stad lopen en enkele wijken bezoeken. En u zal zien dat er in bepaalde wijken veel Turken, Marokkanen, Antillianen en Afrikanen zijn. Dus we kunnen Den Haag niet vergelijken met dorpen in Nederland. Als je als persoon met een huidskleur in een dorp loopt herkent iedereen je. Ze zien dat je niet uit Nederland komt, en/of dat je nieuw in het dorp bent. Maar in Den Haag is het niet schokkend om donkere personen te zien in de tram, bus, op straat of in sommige wijken.
[i] Geeft wonen in een multiculturele stad u een veilig gevoel?
[r] Een veilig gevoel? Zo zou u het kunnen zeggen ja. Omdat het ergens… Hoe kan ik dat zeggen? Het weerhoudt je ervan je verloren te voelen. Je voelt je erkend en herkend in deze multiculturele stad. Ook al kunnen de culturen van elkaar verschillen. Het feit dat je andere donkere personen ziet, zelfs al spreken we niet dezelfde taal, geeft me toch het idee dat er hier mensen zijn die net zoals mij zijn.
[i] Zoals u zei is Den haag een multiculturele en internationale stad is, zijn er plekken die u vaak bezoekt? Wat zijn uw memorabele plekken hier in Den Haag?
[r] Mijn memorabele plekken. Ik kan het voorbeeld geven van het International Criminal Court (ICC) gebouw. Niet het nieuwe gebouw maar het oude gebouw. Dat is een speciaal gebouw voor mij als Afrikaanse vrouw. Ik heb het vaker bezocht met mijn familie. Ik heb het ook bezocht met mijn organisatie, Stek, de organisatie waar ik voor werk. Met een personeelsuitje. Zij hadden ervoor gekozen om het gebouw te bezoeken. Ook vanwege de historische waarde. Voor mij was het ook interessant, want elke keer dat je dat gebouw bezoekt leer je iets nieuws. Over onze landen bijvoorbeeld. Over de landen die het verdrag hebben getekend. Wij hebben ook enkele rechtszalen bezocht waar mensen worden berecht. En ik heb geleerd over welke landen welke meubels hebben gedoneerd, zoals Japan. En welke dingen door Afrikaanse landen zijn gedoneerd. En het bedrag dat elk land heeft bijgelegd. Voor mij zijn dat interessante dingen om te weten. Elke keer dat ik bezoek uit Afrika in Nederland ontvang, neem ik ze mee naar het ICC. Dat is één van de plekken die ik graag bezoek, en die ik graag aan anderen laat zien. Daarnaast heb je ook het strand. Het strand van Scheveningen is ook een toeristische plek. Wij houden er ook van om naar het strand te gaan en het te tonen, aan vrienden die Nederland bezoeken.
[i] Welke activiteiten hebt u ondernomen sinds uw komst in Den Haag?
[r] Toen ik in Den Haag kwam had ik, zoals ik eerder al zei, nog geen verblijfsvergunning. Daardoor kon ik niet werken of studeren. Om die reden heb ik me daarom meer gefocust op het huishouden en het opvoeden van mij kinderen. Dat heb ik tot 2007 gedaan. In 2007 ben ik meer activiteiten gaan ondernemen. Toen ben ik ook begonnen met het werk dat ik op dit moment verricht. Ik mocht meedenken met andere organisaties en Afrikaanse kerken over het oprichten van een ontmoetingsplaats voor Afrikaanse vrouwen in Den Haag. God, in zijn liefde en genade, heeft ervoor gezorgd dat Stek dit idee aanvaarde en ondersteunde. En daar komt de oprichting van Kariboe Bibi, waar ik nu voor werk, uit voort. Ik kan alleen maar zeggen dat mijn echte bijdrage aan de Nederlandse maatschappij is begonnen met mijn werkzaamheden bij de organisatie, in 2007. Met het werk dat ik nu doe, in het Afrikaanse ontmoetingscentrum.
[i] Wat voor werk is het? Kunt u me iets vertellen over het werk?
[r] Oké, mijn baan is… Ik ben coördinator van Kariboe Bibi. en mijn werk is om Afrikaanse vrouwen en Afrikanen in het algemeen te helpen. Inclusief hun kinderen, die woonachtig zijn in de gemeente Den haag, die op zoek zijn naar een plek waar ze elkaar kunnen ontmoeten of een plek waar ze elkaar kunnen stimuleren. Een plek waar ze iets kunnen leren om een bijdrage te leveren aan de Nederlands maatschappij. Mijn werk is vrouwen op verschillende gebieden te helpen. Omdat Afrikaanse vrouwen die naar Nederland komen, zoals ik, ik ben hier naartoe gekomen om verschillende redenen. De vrouwen komen hier om diverse redenen naartoe, zoals asielreden. Sommige vrouwen komen omdat ze gedwongen zijn om de prostitutie in te gaan. Er zijn een aantal die hier naartoe komen met het idee dat ze eenvoudig kunnen emanciperen. Dus al deze behoeften en problemen hebben ertoe geleid dat ik naar al die vrouwen luister, om ze te helpen en te oriënteren in de maatschappij. Om mijn werkzaamheden uit te voeren werk ik samen met bestaande organisaties. Het grootste probleem van Afrikanen in Nederland is de taalbarrière. En wanneer een persoon geen Nederlands spreekt, dan kan je nog zoveel talent hebben, een hoog studieniveau bereikt hebben, het is een handicap wanneer een persoon niet vloeiend Nederlands kan spreken. In dit centrum bieden wij begeleiding, financiële hulp en administratief advies aan deze personen. Door dit centrum voelen Afrikaanse vrouwen zich, beetje-bij-beetje, op hun gemak in de samenleving. En zo kunnen zij iets aan de samenleving bijdragen. In het centrum werken we samen met vrijwilligers. Ze helpen ons met het organiseren van activiteiten. Bijvoorbeeld leren fietsen, taaltraining, computerles: hoe je met de computer omgaat. Al deze activiteiten zijn bedoeld om vrouwen te helpen met hun integratie in de samenleving. We vinden ook dat onze kinderen de toekomst zijn van morgen. Veel ouders die uit hun geboorteland zijn gevlucht, of om andere redenen hier naartoe zijn gekomen, moeten bij hun aankomst in Nederland wennen aan de cultuur. Omdat de cultuur van hun geboorteland verschilt van de Nederlandse. En dat zorg voor veel probleem in families. Omdat ouders hun kinderen willen opvoeden zoals zij opgevoed waren in hun cultuur, bevinden ze zich vaak in een conflict met hun kinderen. Bij Kariboe Bibi proberen we informatie aan ouders te geven over het onderwerp. Door middel van informatieavonden proberen wij ouders in te lichten over het belang van integratie: en het belang van de taal leren. Op die manier kunnen ze er voor hun kinderen zijn en grip op de situatie krijgen. Het is belangrijk dat de ouders de vordering van hun kinderen volgen, vanaf de basisschool. Als ouders er niet van jongs af aan op letten kan dit de situatie later bemoeilijken. Kariboe Bibi en ik proberen de ouders op deze manier te helpen.
[i] Waar komt het concept van Kariboe Bibi vandaan? Kunt u iets vertellen over de herkomst van de organisatie?
[r] Ik wil eerlijk zijn, de oorsprong van Kariboe Bibi is niet van mij. Rond 2005, onderhield Stek hechte contacten met emigrantenkerken. Vanuit deze contacten is er een project opgericht dat “Migranten loket” heet. Het doel was om alle migrantenkerken in Den Haag te identificeren en kenbaar te maken. Een collega heeft aan dit project gewerkt in samenwerking met een Ghanese pastoor. Ik denk dat hij [naam] heet. Op basis van deze samenwerking, heeft Stek geconcludeerd dat een dergelijk initiatief nodig was. Bepaalde vrouwen hadden de behoefte zelf initiatieven te nemen om hun organisatie op te richten. Maar wanneer deze vrouwen een activiteit wilden organiseren, konden ze geen locatie vinden. In die tijd kwam het in Den Haag vaak voor dat alle buurthuizen bezet waren door Marokkaanse of Turkse organisaties. Afrikanen waren onzichtbaar in de maatschappij. Ook al waren ze erg actief in hun eigen gemeenschap, kerken, etc. Ze waren erg actief maar de gemeente zag het niet. Omdat zij niet wisten bij wie ze met hun problemen konden aankloppen. Op de openingsdag van het ‘Loket migranten kerk’ hebben sommigen vrouwen kenbaar gemaakt dat zij ook aanwezig zijn in de gemeente en een plek voor zichzelf willen hebben. Ze maakten kenbaar dat niemand hun serieus neemt terwijl ze wel graag activiteiten willen organiseren. Bijvoorbeeld over onderwerpen waar een taboe over bestaat, die niet in een kerk bespreekbaar zijn. Maar ook met mensen die niks met migrantenkerken te maken hebben. Hoe kunnen wij dat organiseren als we geen locatie hebben? Van daaruit is het hele project Kariboe Bibi begonnen. We hebben vergaderingen gehouden. Maar Stek wilde niet dat slechts één gemeenschap als vertegenwoordiger optreedde, want de mensen die het verzoek hadden ingediend waren voornamelijk Engelstalig. Dus heeft Stek zich ook in de Franstaligen geïnteresseerd. En de Franse gemeenschap werd vertegenwoordigd door evangelische kerk van Den Haag die sinds 1992 in Den Haag gevestigd is. Ik ben zelf lid van die kerk. En in februari of maart 2007 is onze pastoor benaderd door Stek en heeft tegen hem gezegd dat er een project aankomt. Of hij wilde inventariseren of er vrouwen in de kerk waren, die goede initiatieven hadden. Die deel uit konden maken van het project, om tezamen de oprichting van het ontmoetingscentrum van en voor Afrikaanse vrouwen te realiseren. Zo werd ik met zes andere vrouwen uit onze kerk uitgenodigd voor de eerste ontmoeting. Na de eerste ontmoeting waren we, samen met de Engelstalig vrouwen, het er al snel over eens dat er zeker behoefte aan is en dat, mocht er ooit een ontmoetingscentrum voor Afrikaanse vrouwen opgericht worden, dat het een goede beslissing zou zijn. Na een paar ontmoetingen wilden we een naam bedenken voor het centrum. Er waren vrouwen die veel voorstellen indienden. Sommige stelden namen voor, anderen afkortingen. Aan het einde beseften we ons dat wij een plaats willen creëren waar mensen zich welkom voelen, en veilig. En dat als ze binnen lopen ze zich thuis en op hun gemak voelen. Ook waar kinderen zich veilig konden voelen. Nadat we daarover hadden gedacht vroegen we ons af: Welke taal wordt er door de meeste mensen in Afrika gesproken? Swahili bleek door de meest mensen gesproken te worden. We vroegen ons af wat ‘welkom’ betekende in het Swahili en dat is ‘Kariboe’. En ‘vrouw’ betekende ‘bibi’. We verzekerden ons ervan dat het goed klonk voor ons project. En zo hebben wij de naam Kariboe Bibi gekozen. Dat is het verhaal van Kariboe Bibi. Kariboe Bibi zou onder Stek vallen, een Nederlandse organisatie die weinig ervaring heeft met het werken met Afrikaanse vrouwen. Wanneer we het over een ontmoetingscentrum hebben, een centrum van ontvangst, waar vrouwen zich op hun gemak voelen, dan moeten daar ook Afrikaanse medewerkers aanwezig zijn. Wij waren een groep van Franstaligen en Engelstaligen. Er waren vrijwilligers nodig om in het centrum te werken. Alle deelnemers in de Franstalige groep hadden al een baan. En we wisten ook niet hoe lang het project voort zou duren. Het project was net begonnen en sommigen twijfelden. Ze wilden hun werk niet opgeven voor Kariboe Bibi. Wat als het niet werkt? Van de Engelstalige vrouwen die deelnamen aan de bijeenkomst waren velen al leiders in hun kerken. Sommigen hadden al hun eigen organisatie en verantwoordelijkheden. “We hebben Kariboe Bibi gemaakt, maar we kunnen hier niet werken”, zeiden ze. Gelukkig had ik geen werk, ik zat thuis, en ik zei tegen mezelf: “Hier is een kans, ik begin dit avontuur en ik zie wel of het zal lukken.” Dat is het leven, we beginnen met iets zonder te weten waar het naar kan leiden. Wanneer men dit avontuur begint, ontdekt men gaandeweg wat de eigen kwaliteiten zijn. Met ingang van dit werk, heb ik ontdekt dat ik graag anderen help. Als christen is het ook een concrete manier om mijn leven en geloof te beoefenen. Als ik mijn naasten help een probleem op te lossen of door ze door te verwijzen naar de juiste instantie, dan brengt mij dat plezier. Ik ben tevreden; ja.
[i] U hebt meerdere keren de naam Stek genoemd. Wat betekent Stek precies?
[r] Stek is een Nederlandse afkorting die betekent: Stichting, Staat en Kerk. Stek is een uitvoeringsorgaan van de Diaconie. Stek is een organisatie die is opgericht door de protestantse kerken in Den Haag. voor 2004 bestond de diaconie al en assisteerde mensen. Maar in 2004 besloot ze haar werk niet langer alleen maar in dienst te stellen van de kerk, maar ook in dienst van de staat, de gemeente Den Haag. Zodoende is Stek een soort van maatschappelijke organisatie geworden. Als ik het zo kan zeggen. Niet alleen voor de kerk, maar ook voor de gemeente Den Haag. Dat wil zeggen dat de diaconie van Den Haag beleid uitzette voor Stek met de taken en werkzaamheden die ze moesten uitvoeren. Dat wil zeggen dat de diaconie één van de hoofdactoren is.
[i] Donateur?
[r] Laten we zeggen donateur, kapitaalverstrekker van Stek was. Stek ontvangt bijvoorbeeld.. De Diaconie vertelt ons welke werkzaamheden zij willen dat wij voltooien. En Stek probeert dit te realiseren door middel van de vele projecten die ze uitvoeren en de vele plekken waar ze aanwezig zijn, zoals hier bij Kariboe Bibi. Wij proberen op dit moment de werkzaamheden te monitoren en te volbrengen die ons toevertrouwd zijn. Dit doen we in het belang van de maatschappij, en voor de gemarginaliseerde groepen in de samenleving. De doelstelling van Stek is de zwaksten in de samenleving te helpen, zodat zij elkaar kunnen helpen en ondersteunen. En ook om een sterkere positie te verwerven in de maatschappij. en dat gaat in zijn werk door taken te verdelen. Dat wil zeggen dat wanneer Stek iemand in moeilijkheden kan helpen. Ze dat ook doet. Het is namelijk een organisatie die haar basis heeft in kerkgenootschappen.
[i] U vertelde zojuist over Kariboe Bibi, een organisatie die vrouwen helpt. Maar wie zijn die vrouwen precies waarover u vertelt?
[r] Ja, Kariboe Bibi, als ik het heb over hoe zij vrouwen helpen, dan heb ik het over alle Afrikaanse vrouwen die in Den Haag wonen. Vanaf het begin is de kerndoelstelling van Kariboe Bibi geweest alle Afrikaanse vrouwen die in Den Haag wonen te vertegenwoordigen. Wie zijn die vrouwen? Het zijn Ghanese, Nigeriaanse, Congolese, Burundese, Rwandese, Tanzaniaanse, Zambiaanse, Angolese, Ghanese, Zimbabwaanse, Keniaanse, Burkinese, Kameroense, Ivoriaanse, Togolese, Beninese, Sierra Leoonse en Liberiaanse vrouwen. Dus alle Afrikaanse vrouwen die in Den Haag verblijven maken deel uit van de kerndoelstelling van Kariboe Bibi?
[i] En wat zijn hun bijzonderheden? Hebben zij bijvoorbeeld een Nederlandse verblijfsvergunning, of niet?
[r] Van de vrouwen die hulp krijgen van Kariboe Bibi, hebben sommigen een verblijfsvergunning, anderen hebben geen officiële papieren. Alle vrouwen zijn welkom, we discrimineren niet. Ook niet tegen mensen die geen papieren hebben. Het tegendeel is waar. We helpen vaker vrouwen die geen papieren hebben, die hun plaats proberen te vinden, en die hun roeping nog zoeken. Er zijn mensen in dit land die geen papieren hebben, maar niet weten dat zij desondanks ook bepaalde rechten hebben. Bijvoorbeeld wat betreft gezondheid, werk- en woongelegenheid. En dat als zij kinderen hebben, hun kinderen ook bepaalde rechten hebben, misschien niet het recht op papieren, maar wel het recht op een fatsoenlijk leven in deze samenleving. En de vrouwen van Kariboe Bibi komen bij ons omdat wij ze die informatie verschaffen. We verwijzen ze naar organisaties waar ze de hulp kunnen krijgen die ze nodig hebben. Dus Kariboe Bibi stelt haar deuren open voor alle vrouwen. Welcome women, welkom vrouwen, bienvenu les femmes, welkom vrienden. Dus Kariboe Bibi verwelkomt iedereen.
[i] Kunt u vertellen wat u exact hebt bijgedragen, als ambassadeur van Kariboe Bibi, aan het helpen van deze vrouwen?
[r] Als ambassadeur van Kariboe Bibi, is mijn bijdrage voornamelijk, hoe moet ik het juist formuleren, en niet zomaar iets roepen. Mijn voornaamste bijdrage is mijn persoon. Zoals ik van binnen en van buiten ben. Wat wil ik daarmee zeggen? In Afrika zegt men: “Als je een aardig en gastvrij persoon bent dan komen de mensen naar je toe. Maar als je een persoon bent die gemeen en arrogant is, dan komt niemand naar je toe.” Daarmee wil ik zeggen dat, dat wat ik in de eerste plaats meegeef aan alle vrouwen die naar Kariboe Bibi komen, zonder te discrimineren naar nationaliteit of probleem, is een warm en vriendelijk onthaal bij binnenkomst. Dat ik de mensen als mijn zussen beschouw, omdat ik zelf weet hoe het is om te leven in een vreemd land. Hoe moeilijk dat is: ver van je ouders en je naasten. Ver van alles. Een leven in onzekerheid. Dus dat men een plaats kan hebben waar men ontvangen kan worden als individu en persoon. Mijn bijdrage is ook een stukje menselijkheid, het ontvangen van personen als mensen, als zijnde mijn Afrikaanse zussen, die hun plaats proberen te vinden in de Nederlandse maatschappij. En ik kan hun mijn hulp of mijn steun aanbieden. De steun is niet alleen maar financieel of materieel. Ik bied ook morele ondersteuning, spirituele ondersteuning. Want de ene dag ontmoet men elkaar bij Kariboe Bibi #NAAM? gaat het contact veel verder dan het geven van hulpverlening. We worden een familie, zo is het.
[i] U vertelde dat toen u nog in Congo was dat uw ouders wilden dat u
[r] Geneeskunde.
[i] Geneeskunde zou studeren? Als dokter helpt men ook mensen. Het werk dat u vandaag de dag verricht staat ook in het teken van mensen helpen. Is het een manier om het afgelasten van uw studie mee te compenseren?
[r] zoals ik zojuist al zei, soms zijn er dingen die we doen, zonder dat we weten waarom. Als een deur zich opent, dan ben je daar niet op voorbereid, maar uiteindelijk besef je je dat het je roeping is. Dat zit in mijn natuur. Uw vraag maakt wel iets in mij wakker. Ik heb daar eerder nooit over nagedacht. Ik heb nooit een parallel getrokken met de verlangens van mijn ouders om geneeskunde te studeren, ik heb daar nooit enige gelijkenis in gezien, maar misschien, wie weet zat het in mij. Mensen is helpen iets dat heel sterk in mij zit. Ik verleen graag hulp op vrijwillige basis, zonder iets terug te verwachten. En als ik iemand help dan doe ik dat met heel mijn hart en al mijn energie. En zo is het, het is mijn natuur. Het is een beetje mijn natuur. Ook als ik kijk naar de weg die ik heb afgelegd voor mijn studie in public relations – die overigens niets te maken heeft met het werk wat ik nu doe. Want die studie gaat over het verkopen van producten, het verkopen van jezelf, en dat heeft niets te maken met wat ik vandaag de dag doe. Ik zou simpelweg willen zeggen dat het iets is dat in mij zit, wat ik vandaag de dag in praktijk breng.
[i] Ik kan me voorstellen dat die vrouwen naar u toe komen met heel veel verhalen, mogelijkerwijs afschuwelijke verhalen. Welke invloed hebben die verhalen op u?
[r] Dat is echt een goede vraag. Het is waar dat het in het begin heel moeilijk voor mij was. Ik beleefde de verhalen op een slechte manier. Niet beleven in negatieve zin, maar eerder dat ik in het begin het verschil tussen mijn beroepsleven en mijn alledaagse leven niet zag. Als iemand me zijn verhaal kwam vertellen was het alsof ik alles in me opnam. En die gedachtes limiteerden zich niet tot mijn werkplek. Ik nam alles mee naar huis. En dat heeft me echt dwars gezeten. Wanneer iemand met een moeilijk probleem naar me toekwam, dan wilde ik daar per se een oplossing voor vinden. En zolang de oplossing niet was gevonden, stopte ik daar al mijn energie in; het was echt moeilijk voor me in het begin. Maar na verloop van tijd, en ook door mijn collega’s ging het beter. Stek zet zich in voor mensen die moeilijke problemen hebben. Enkele van mijn collega’s werden ook geconfronteerd met de verhalen van de vrouwen, de verhalen van personen in het algemeen, de verhalen over families. Ik kan het voorbeeld geven van een persoon die bij me kwam en zei: “Ik moet het volgende betalen: Ik heb de huur gedurende zes maanden niet betaald, ik heb een schuld van zoveel geld, en ik weet niet hoe ik aan het geld moet komen, dus als niemand me helpt met het betalen van de huur, dan sta ik op straat met mijn vier kinderen, en de kleinste is twee jaar oud. Als niemand me helpt dan sta ik op straat.” Als iemand een hart heeft en menswaardige gevoelens en naastenliefde. Als we zulke verhalen horen dan proberen we op allerlei mogelijke manieren contact op te nemen met organisaties, zoekend naar kapitaalverstrekkers die het geld bij elkaar kunnen verzamelen, zodat de persoon niet uit zijn huis wordt gezet. Als er dan in de tussentijd dingen gebeuren die ervoor zorgen dat de persoon die hulp niet kan ontvangen, dan kunt u zich voorstellen hoe pijnlijk het is om daarmee te leven. Bijvoorbeeld, je wordt geconfronteerd met mensen die geen verblijfsvergunning hebben, en zij hebben allerlei wegen afgelegd, maar aan het einde van de dag vinden ze nog steeds geen oplossing. van de ene op de andere dag moeten ze van de ene naar de andere plek verplaatsen. Wanneer je met dat soort dingen geconfronteerd wordt als mens, dan is dat pijnlijk. En wanneer je geen oplossing vindt, dan voel je een soort machteloosheid. En dan voel je ook hetzelfde leed als die persoon, daar bestonden mijn lijdensweg en mijn moeilijkheden uit, in het begin. Maar met de tijd en door erover te praten met collega’s en te praten met mijn manager, heb ik een iets sterker karakter kunnen ontwikkelen. Of, beter gezegd, een professionelere houding tegenover mijn werkzaamheden om te voorkomen dat mijn werk mijn privéleven en mijn gezondheid beïnvloedt.
[i] Kunt u zich gedenkwaardige momenten herinneren in uw werk of privéleven in Den Haag?
[r] Ik heb veel momenten die ik koester. Bijvoorbeeld, iets kan klein lijken voor anderen, maar voor mij is alles wat ik doe, klein of groot, voor mij is het allemaal belangrijk. Ik zal een voorbeeld geven: Wij hebben in het verleden samengewerkt met vrijwilligers voor een project om kinderen te helpen bij het maken van hun huiswerk en het verbeteren van hun schoolprestaties. We hadden kinderen in het project die zeer lage cijfers behaalden op school. Voor hun ouders is de Nederlandse taal altijd een obstakel geweest. Ze praten geen woord Nederlands en weten ook niet hoe ze hun kinderen kunnen helpen bij het maken van hun huiswerk. Wij hebben die kinderen onder onze hoede genomen. Zelfs de scholen waren verbaasd om te zien dat de kinderen die gedoemd waren een vmbo opleiding te volgen een andere uitslag dan verwacht hadden bij de Cito-toets en een andere vervolgopleiding konden kiezen. Er is zelfs een jongen die nu informatiekunde studeert. U kunt begrijpen hoe een kleine overwinning een zeer grote vreugde in mijn hart teweegbrengt, en in de harten van iedereen die een bijdrage aan het project heeft geleverd. En ook bijvoorbeeld wanneer ik denk aan een persoon die naar Kariboe Bibi was gekomen, niet zozeer zonder papieren, want hij was zonder papieren omdat hij niet wist hoe de procedure verliep. En met het kleine beetje informatie dat we hem hebben aangereikt, heeft die persoon na enige tijd zijn verblijfsvergunning ontvangen; dat doet mij plezier. Mijn vreugde manifesteert zich in het vervullen van dingen die ik doe voor anderen. En daarnaast komt mijn vreugde voort uit mijn familie, mijn kinderen die gezond zijn, en mijn huishouden dat goed draait. Dus die dingen dragen bij aan mijn vreugde. En voor mij om als Afrikaan in zo’n functie te werken, om een aanspreekpunt te zijn voor andere Afrikaanse vrouwen, een persoon die andere vrouwen kan helpen om hun plaats in de maatschappij te vinden, dat draagt ook bij aan mijn vreugde. om Afrikanen zichtbaarder te maken in de samenleving, want wij Afrikaanse vrouwen zijn heel actief, ieder op zijn eigen manier. Wij hebben veel talenten, veel innovatieve ideeën en goede initiatieven. Misschien springen Afrikaanse vrouwen nog niet in het oog, maar we werken er aan. We geven niet op, zodat de Afrikanen die naar Nederland zijn gekomen, ongeacht hun migratiereden, zich thuis voelen in Nederland Ze hebben dit land gekozen als adoptieland.
[i] Durft u hardop te zeggen dat het grootste probleem dat Afrikaanse vrouwen in Nederland ondervinden de taalbarrière is?
[r] Dat is juist, één van de grootste oorzaken van het probleem is de taalbarrière. Het is een groot probleem. Ik geef je een voorbeeld. Als iemand me vraagt om naar China te gaan en ik spreek geen Chinees of andere nationale taal van China, denkt u dat ik dan een kans maak om tot bloei te komen in die maatschappij? Want als een persoon de taal niet spreekt, komt ze in een isolement terecht. Ze zonderen zich af, omdat de kennissenkring gelimiteerd is tot mensen uit het land van herkomst. En dat gebeurt hier vaak. De Ghanezen die aankomen, die klampen zich allereerst vast aan andere Ghanezen. En als ze informatie ontvangen, dan is die gelimiteerd, omdat ze elkaar dezelfde informatie geven. In de Bijbel staat dat we alleen dat geven wat we hebben, als jij niet weet hoe het moet, hoe kan je iemand die informatie dan aanreiken? Waarmee ik wil zeggen dat de taal cruciaal is om tot bloei te komen in een samenleving. Zelfs als we slechts een beetje van de taal spreken, dan opent dat al deuren. En met dat kleine beetje kun je jezelf telkens verder ontwikkelen van het ene niveau naar het andere. Want als je de taal eenmaal beheerst, dan ben je gelijk ook meer gemotiveerd, omdat je niet langer op jezelf bent aangewezen, je kan ook op anderen afstappen. Zelfs op personen die geen deel uitmaken van je ‘eigen’ gemeenschap. Je kan naar de overheidsdiensten, bijvoorbeeld de gemeente en het buurthuis. Daar waar de mensen, de vrouwen van de buurt elkaar ontmoeten, dan zeg je niet meer dat dat alleen voor Marokkaanse vrouwen is. Je zegt: “Ik maak ook deel uit van deze wijk, de informatie die daar wordt gedeeld gaat mij ook aan, ik ga er naartoe.” Voor mij is het meest essentiële het aanleren van de taal.
[i] Wanneer u werkt met die vrouwen, welk advies geeft u ze dan mee? Vooral kijkend naar de integratie in de samenleving.
[r] Ik geef graag voorbeelden. Afgelopen zaterdag hebben we een presentatie gehouden tijdens een netwerkbijeenkomst voor Kariboe Bibi en andere organisaties. En ik ontmoette daar een vrouw van Kariboe Bibi en zij zei iets van grote waarde. Ze vertelde dat de taal heel belangrijk is in een maatschappij. Vaak zeggen mensen dat ze thuisblijven, omdat de gemeente ze niet heeft opgedragen een taalcursus te volgen. Maar in alle organisaties, zoals buurthuizen, worden taalcursussen georganiseerd. Ook hier bij ons organiseren we taalcursussen, drie keer per week: dinsdag, woensdag en donderdag. Op alle niveaus, ook beginners hebben de mogelijkheid om de taal te leren spreken. Er is ook een taalcursus voor gevorderden. Ik denk dat een taal deuren opent. Het is een sleutel voor mensen die deuren willen openen. Die willen integreren in de maatschappij. Zij moeten zich eerst interesseren voor de taal. Want je kan niet verder komen als je geblokkeerd bent op het niveau van communicatie. Het is waar dat de Engelstaligen een voordeel hebben in Nederland, omdat Engels een internationale taal is. Maar als we kijken naar het aantal Franse landen dan zien we dat Frans ook een internationale taal is, maar dat het per land verschilt of het ook gesproken wordt. In Nederland bevoorrecht de beheersing van de Franse taal je niet. Het betekent echter alles voor mijn werk, want ik kan Franstaligen en Engelstaligen helpen omdat ik beide talen beheers. Maar het kan je ook helpen bij het vinden van een baan. In bepaalde sectoren eisen ze dat je de Nederlandse taal spreekt. Om die reden moedig ik mijn Afrikaanse zussen en broers aan die hebben besloten om Nederland als hun tweede land te beschouwen, te investeren in de taal. Want wanneer de Europeanen naar Afrika komen zien we ook dat ze de tijd nemen om zich te informeren over het land van bestemming. Welke taal er wordt gesproken, wat ze daar eten, welke gewoontes ze hebben, de cultuur, wat kan ik doen, wat mag ik vooral niet doen. Wanneer de mensen hier komen moeten wij ons ook inlezen in de cultuur van het land, de taal van het land, dat doen we niet voor hen maar voor onszelf. En dat opent deuren.
[i] U heeft al veel over uw werk gesproken en de ondersteuning die u verleent aan Afrikaanse vrouwen. Vertel alstublieft iets over uw privéleven naast uw werk. Heeft u contact met mensen uit de Congolese gemeenschap?
[r] Ja, ik heb contact met mensen van de Congolese gemeenschap omdat ik allereerst lid ben van de evangelische kerk in Den Haag. Dat is een Franstalige kerk in Den Haag. Waar de meerderheid van de bezoekers van Congolese afkomst is. Er zijn ook Angolezen en Kameroeners, maar de meerderheid is afkomstig uit Congo. En dat maakt dat ik gedurende de week in contact blijf met mensen uit mijn gemeenschap. Ik heb ook familie in Den Haag, mijn tante. En ik heb ook familie in België en in Frankrijk, wat wil zeggen dat ik niet heb gebroken met Congo. Dat is ook heel belangrijk voor me: mijn cultuur en mijn land van herkomst. Ik zeg altijd dat ik authentiek ben, ik woon in Nederland maar ik ben Congolese. En ik blijf trouw aan mijn Congolese gewoontes die naar mijn idee goed samengaan met de waarden in deze maatschappij. Ik behoud mijn cultuur, want dat is mijn identiteit. Ik kan niet zeggen dat omdat ik in Nederland woon dat ik alles wat met Congo te maken heb weggooi. Ik blijf authentiek, dat is erg belangrijk, en daarmee blijf ik in evenwicht.
[i] Aan welke gewoontes van uw Congolese identiteit blijft u trouw?
[r] Bijvoorbeeld de Congolese keuken, ik kook graag Congolees eten. En ik eet graag eten uit mijn land van herkomst. Zelfs mijn kinderen die hier geboren zijn hebben geen enkel probleem om Congolees te eten. De muziek, de kleding, alles wat te maken heeft met de cultuur van ons land, het theater, etc. Daar houd ik van, omdat het me goed doet. En ook het nieuws uit Congo. Via internet probeer ik bij te houden wat de actuele situatie is in mijn land van herkomst.
[i] Kunt u me een voorbeeld geven van een Congolese gerecht of van Congolese kleding die u nog in uw hart draagt?
[r] Het is jammer, als ik het had geweten dan had ik vandaag een Congolese ‘pagne’ gedragen. Helaas staat het weer het niet toe, het regende vandaag en dan kan ik niet in een ‘pagne’ aankomen. Ik houd nog altijd van mijn Afrikaanse kleding, mijn Afrikaanse rokken. Zodra ik thuiskom van mijn werk trek ik mijn broek en trui uit en doe ik een Afrikaanse jurk aan. Dus elke dag, thuis, kleed ik me op zijn Congolees. In plaats van een joggingpak aan te doen, trek ik liever mijn Afrikaanse jurk aan, dan voel ik me op mijn gemak. Wat betreft het eten, Congo is zo groot en rijk. Het is één van de rijkste landen – ik weet niet of anderen het met mij eens zullen zijn – qua keuken. Ook al hebben we het nu over mijn privéleven, ik maak een kort uitstapje naar mijn werk. Voor mijn werk organiseer ik één keer per maand een plek om Afrikaanse kookkunsten te leren. Ik heb samen met de andere vrouwen mogen proeven van de maaltijden uit andere landen, maar als ik in mijn hoofd de Congolese keuken langsloop, dan constateer ik dat we een zeer rijke keuken hebben. We hebben onze pondu (bladeren van maniok), die in alle landen wordt gegeten, op verschillende manieren bereid, maar in ieder geval eet iedereen in Congo pondu. En ook hier eet ik pondu, met rijst, met ‘chikwange’, met griesmeel, ‘foufou’, of met gebakken bananen. Dus Congo kent een grote rijkdom aan eten.
[i] Dus u nodigt iedereen uit die deze video terugziet om Congolees eten te proeven!
[r] Ik nodig ze uit en adviseer en moedig ze aan om het te eten. En ik weet niet of ik het hardop moet zeggen Ik denk dat in de dagen die komen, dat ze goed worden bediend, want er komen projecten aan bij Kariboe Bibi. Samen met andere gelijkgestemden hebben we het mooie idee, misschien in de toekomst, om een restaurant in Den Haag te openen. Waar men de geweldige Afrikaanse keuken kan komen proeven, en vooral de Congolese.
[i] (gelach) Geweldig.
[r] Dat is mijn public relations kant die om de hoek komt kijken, ik maak een beetje publiciteit.
[i] Heel goed!! Terugkomend op de kerk, vervult u een speciale rol binnen de kerk?
[r] Ja, ik ben gelijk bij aankomst in Nederland lid geworden van de kerk. In 1998. Mijn tante was er ook al lid van, hoewel ze dat tegenwoordig niet meer is omdat ze veel naar Afrika reist. Toen ik jong was en bij de kerk ging. Toen ik in Afrika woonde, was mijn hele familie protestants. Ik heb zelf mijn hele schooltijd op een internaat gezeten bij katholieke nonnen en daar heb ik een katholieke educatie gekregen. Op mijn 16e zei ik tegen mezelf “Ik zal nooit de tijd vinden om de catechismus van de protestanten uit te voeren om gedoopt te worden.” Ik had mijn keus gemaakt, ik heb mijn eerste communie gedaan, de doop; alles. En toen ik in Nederland aankwam, konden we niet naar een katholieke kerk vanwege de taalbarrière. Ik kende geen Franstalige katholieke kerk in Den Haag. Mijn tante en vrienden hebben me toen naar de protestante kerk meegenomen, waar ik vandaag de dag nog steeds lid van ben. In het begin was ik het hoofd van de zondagsschool. Want ik hield van de zondagsschool, en ik hield ervan om kinderen over de kerk te leren. En daarna ben ik ook verantwoordelijk geweest voor de gebedsgroep bij de kerk. Op dit moment ben ik degene die zich bezighoudt met de financiën van de kerk en ook het beheer van onze tempel. Want God heeft ons gezegend met de koop van ons nieuwe gebouw, waar we nu alweer drie jaar zitten. Dat vraagt ook een goed beheer van het gebouw, op het moment ben ik verkozen voor een periode van twee jaar, om me bezig te houden met de taken van de financiën en het beheer van het gebouw. Daarnaast draag ik nog steeds zorg voor het verzorgen van de zondagsschool voor de kinderen. Tussentijds leid ik jonge dames op om mijn taak op de zondagsschool over te nemen, omdat ik niet al die dingen kan combineren in mijn eentje. Ik ben ook lid van de kerkraad, omdat als verantwoordelijke van de financiën je ook plaats moet nemen in de kerkraad.
[i] U zegt dat u het nieuwe gebouw van de kerk heeft gekocht? Hoe is dat zo gelopen? een gebouw kopen! Betekent dat dat jullie een goed gevulde kas hebben?
[r] Nee, helemaal niet. We zijn geen rijke kerk. Eén van de dingen die we ons afvroegen was, hoe kan het dat een kerk van immigranten bestaande uit immigranten, vluchtelingen en personen met een bijstandsuitkering, het nieuwe gebouw van de kerk heeft kunnen betalen? We hadden geen mogelijkheid tot het afsluiten van een hypotheek, omdat je dan een comptabiliteitsupdate moest tonen, er waren veel omstandigheden, waar we niet aan konden voldoen. We hebben gewoon geluk gehad. Laten we het erop houden dat het bij Gods gratie is geweest dat we eigenaren zijn van dat gebouw. Want de tien voorgaande jaren huurden we het gebouw. Weet u, sinds enige tijd sluiten steeds meer kerken hun deuren. Hollandse kerken die sluiten, omdat de kerkleden bejaard worden. En de nieuwe generatie neemt het niet over. Wat wil zeggen dat het gebouw dat wij bemachtigd hebben, van een kerk was die zijn deuren heeft moeten sluiten. Toen de eigenaar van de kerk aankondigde dat hij het gebouw wilde verkopen hebben ze geen eens contact met ons opgezocht, omdat ze wisten dat wij geen geld hadden. Het was het lot, een onverwacht licht. Een mevrouw van onze kerk liep toevallig langs. Ze had een afspraak bij de kerk en ze was aangekomen, voordat alle andere participanten aanwezig waren. Daar aangekomen zag ze een groep mensen lopen, en zij vroegen haar of ze iemand zocht? Ze vertelden haar dat ze het gebouw aan het bezichtigen waren, omdat het te koop staat. Oh! Voor haar was het een verrassing. Ze belde de pastoor en de andere verantwoordelijken en zei vertelden haar dat ze in het proces waren het gebouw te verkopen. Ze is op de eigenaar van de kerk afgestapt en heeft navraag gedaan over de verkoop van de kerk. Met de mededeling het te willen kopen. En zodoende zijn wij tussen de andere potentiële kandidaten komen te staan. Maar toen wij de beslissing hadden genomen, hadden we geen rekening gehouden met het geldbedrag. We waren al een tijdje aan het sparen om een gebouw te kopen voor onze dienst. Maar het spaargeld bedroeg toen nog niet eens vijftig duizend euro, terwijl de tempel één miljoen euro kostte. Om het nog erger te maken was het een verkoop per opbod, wat de prijs nog hoger kon maken. Er was een bekende Nigeriaanse kerk uit Den Haag die een eventuele koper was. En helaas voor ons leek het erop dat zij daadwerkelijk geld hadden. Maar door problemen met de bank konden ze geen hypotheek krijgen. De vorige eigenaren van de kerk wilden niet dat er een restaurant in de kerk kwam, of een buurthuis, of iets dergelijks. Ze wilden dat het gebouw een kerk bleef waar kerkdiensten werden gehouden. Onder de potentiële kopers wilden sommigen het ombouwen tot moskee, anderen tot een tempel voor Hindoestanen en anderen weer tot iets anders. Daar hebben zij toen ferm nee tegen gezegd. Ze hebben ons medegedeeld dat ze wilden dat wij het zouden kopen. Vervolgens vroegen ze ons hoeveel geld wij hadden. Wij hebben ze verteld hoeveel we tot onze beschikking hadden. Ze wilden weten of we tot de vijftig duizend euro konden gaan. Dankzij de gratie van God beschikten we over die som. En op die manier hebben we de koopakte kunnen ondertekenen, zonder langs de bank te hoeven gaan. God wilde dat wij de eigenaren van dat gebouw werden. Drie jaar geleden zijn we begonnen met het betalen van onze hypotheek, en binnen twintig jaar zal het gebouw volledig afbetaald en van onze kerkgemeenschap zijn.
[i] En hoe betalen jullie de hypotheek elke maand?
[r] Door de collecte van een vastgesteld bedrag bij de kerkleden te innen. Die alle leden van de kerk maandelijks moeten betalen. Met dat geld betalen we de maandelijkse hypotheek.
[i] Jullie kerk, denkt u dat het een afspiegeling is van Congo in Den Haag?
[r] Dan is dat misschien hoe God het ziet, maar zelf kan ik dat niet zo stellig zeggen. Het zijn de mensen van de gemeenschap die dat kunnen getuigen, want we kunnen als kerkgangers niet zelf een getuigenis over onszelf afleggen. Het is wellicht bemoedigend, niet alleen voor de Congolezen, maar voor alle immigranten. We hebben zelfs een Nederlandse kerk die bij ons huurt. Men kan er gekke ideeën op nahouden, over het feit dat immigranten een kerkgebouw in Nederland kopen, maar het is een uitdaging die we zijn aangegaan. Laatst hoorde ik dat de eigenaren van een andere kerk, die achter de onze ligt, Nigerianen zijn. Nu de Nederlanders hun kerken alsmaar meer en meer sluiten komen er andere kapers op de kust, waarbij niet wordt gekeken naar de huidskleur. En zolang de mensen werken met dezelfde doelstelling als waar de kerk voor is gebouwd denk ik dat het geen probleem is. Maar het is zeker weten een spiegel voor immigranten in het algemeen. Omdat we niet alleen een kerk voor Congolezen zijn, maar voor iedereen die een plek zoekt om naar het woord van God te luisteren. De kerkdienst is niet alleen Franstalig. En dat doen we om ervoor te zorgen dat de mensen integreren. Ook voor de jongeren die hier studeren en opgroeien houden wij de kerkdienst in het Nederlands en het Frans. Op die manier voelt iedereen zich op zijn gemak, want zelfs onze kinderen hebben moeite met het begrijpen van de Franse taal. Dus tijdens de Nederlandse kerkdienst kunnen ze het ook volgen. En op die manier proberen we ze ook het belang, de wilskracht en de liefde van God bij te brengen. Zo is het.
[i] Kunnen we nog even teruggaan naar Congo, naar het feit dat u het land in 1988 heeft verlaten. Is er iets van Congo dat u vandaag de dag mist?
[r] Ik mis mijn moeder. Ze is nog steeds in Congo. Mijn vader is al overleden, maar ik mis mijn moeder heel veel. En ik mis ook de warmte van Congo. De grote familie die daar is. Op de een of andere manier houden we het land altijd in ons hart. Om die reden gaan we er vaak naartoe op vakantie. We kunnen niet alle vakanties gaan, omdat de reis zo duur is. En daarom blijft het gemis altijd in ons hart aanwezig. Er zijn zoveel dingen uit Congo die ik mis. Het is ook waar dat, omdat nu we in Europa wonen, we niet meer dezelfde connecties met het land hebben, omdat onze vrienden daar ook niet meer zijn. Als ik vandaag naar Congo zou gaan is het niet zeker dat ik mijn jeugd- en schoolvrienden daar nog tref. Sommigen zijn verhuisd. En velen zijn ergens anders gaan trouwen en werken. Anderen zijn ook ergens in Europa, anderen zijn overleden. Ergens voelen we ons verloren als we het land verlaten.
[i] Is er iets van de Congolese cultuur dat u mist en dat u terug wilt zien?
[r] Nou! zoals ik daar net ook al zei: “Dankzij internet is alles dichterbij.” Tenzij je misschien in een dorp woont. Maar ik kan niet zeggen dat ik iets enorm mis Het zijn geen materiële dingen die ik mis. Het is het gevoel van thuis zijn, in je eigen land, je eigen aarde. Dat maakt dat je je fijn voelt. Je wortels vinden en leven omringd door familie. En de manier waarop de mensen daar leven, daar zitten veel goede kanten aan. Hier leeft iedereen op zichzelf, zelfs de Afrikanen die hier zijn hebben die cultuur ook overgenomen. Een beetje afgezonderd, met je eigen familie wonen. En daar hervinden we de sfeer van leven in het nu en in de maatschappij. Van dag tot dag leven, zoals we dat noemen.
[i] Heeft u nog regelmatig contact met uw moeder en andere familieleden?
[r] Met mijn moeder bel ik elke dag.
[i] Elke dag?
[r] Elke dag belt ze me twee of drie keer, en ik bel haar ook. Ook omdat ze alleen is met mijn nichtje en ik haar oudste dochter ben. Mijn broers wonen in Zuid-Afrika. Ze belt me voor raad en informatie. Dus we geven niet alleen advies aan vrouwen in problemen ook aan familieleden, zelfs op het niveau van de familie. Ik bel haar ook als ik een probleem heb.
[i] Eigenlijk moesten we het interview met een symbool beginnen. Hebt u een symbool dat speciaal is voor u? Iets dat u hebt meegenomen uit Congo?
[r] Na al die jaren kan ik geen symbool meer bewaren van mijn land. Ik leg me niet vast aan het materiële. Ik heb wel herinneringen in mijn hart.
[i] Kunt u daar een voorbeeld van geven?
[r] De herinneringen die ik aan mijn kinderen vertel. De herinneringen van het internaat, hoe ik daar leefde. Dat is een manier van leven die ze hier niet kennen, maar die ik wel aan ze mee wil geven via verhalen. En ook de herinnering aan mijn vader, omdat hij al overleden is. Hoe hij met ons was en dat soort dingen. Maar dat zijn herinneringen van mezelf. Het is niet iets tastbaars zoals het symbool waar u over praat. Een totem ter bescherming heb ik niet. Ik ben gelovig en wij geloven niet in dat soort dingen. Ik heb geen totem, ook geen familiesymbool. Maar ik heb veel herinneringen. Bijvoorbeeld van de dag dat mijn vader is overleden in 2005. Toen ben ik naar Congo gegaan. Omdat mijn vader op een schip werkte heb ik tussen zijn persoonlijke spullen een boek over schepen meegenomen, die ik nu overigens niet bij me heb. Het is erg belangrijk voor mij omdat ik het aan mijn kinderen wilde laten zien. Ik heb ook zijn verrekijker meegenomen voor mijn kinderen, en zijn hoed, die ook thuis ligt. Ik hecht me er niet erg aan, het zijn slechts kleine geschenken als aandenken, die ik graag aan mijn kinderen toon, en het is aan hun of ze ze willen houden. Maar ik vind het wel belangrijk omdat het me met hem verbindt. Voor de rest heb ik geen persoonlijke symbolen of dingen waar ik waarde aan hecht die ik overal met me mee naartoe neem naar Congo, naar Duitsland. Nee.
[i] Ik zag een paar foto’s op de tafel. Wat voor foto’s zijn dat?
[r] Het zijn geen foto’s, het is eerder voor het decor.
[i] Kunt u ze laten zien?
[r] Dit is mijn werkplek. Het is gewoon de flyer van Kariboe Bibi voor de marketing, in drie exemplaren: Nederlands, Frans en Engels. Ik toon het aan vrouwen, ter informatie. Zodat ze weten wat we doen. En dit is een fotoalbum. Toen Kariboe Bibi in 2007 is opgericht en haar deuren heeft geopend, werkten we op een andere plek. Nu zijn we op de Meurstraat in de Spoorwijk, voorheen zaten we in de Schilderswijk aan de kant van het centrum van Den Haag. Het was een klein gebouw. Een klein huisje waar we activiteiten organiseerden ter ontmoeting van kinderen en moeders. We zijn hier naartoe verhuisd vanwege de crisis. Dat wil zeggen dat de foto een souvenir is van het gebouw waar we in zijn begonnen. Een gedocumenteerde herinneringen aan het gebouw. Het is een beetje de ziel van Kariboe Bibi. Zo is het ongeveer. Het is een beetje beschadigd, maar het is een Kariboe, Welkom, dat aan me is gegeven door een Nederlandse collega. Hij was op vakantie en vertelde me dat hij Kariboe had gezien. En dat iedereen Kariboe zei. Om die reden heeft hij het voor me meegenomen. Helaas zijn we de laatste drie letters verloren. Maar ik bewaar het nog altijd omdat het me herinnert aan het feit dat mijn Nederlandse collega’s net zoveel waarde hechten aan het project van Kariboe Bibi. Zo is het.
[i] Als ik u verblijf in Nederland mag samenvatten, kan ik dan zeggen dat het uw doel is om mensen echt te helpen, vooral Afrikaanse vrouwen, om makkelijk in de Nederlandse maatschappij te integreren?
[r] Zeker weten.
[i] Wilt u daar nog iets aan toevoegen?
[r] Je samenvatting is zeer compleet. Door wat ik doe kan ik niet zeggen dat ik me limiteer tot Nederland. Mijn ambities reiken verder. Bijvoorbeeld tot Congo. En ook naar andere buurlanden. Vorige maand was ik uitgenodigd voor een conferentie in Kenia. En daar heb ik ook geconstateerd dat vrouwen andere zorgen hebben. Vrouwen die gestudeerd hebben, die doctorandus zijn, of een functie in de universiteit bekleden worden ook geconfronteerd met maatschappelijke problemen, met culturele problemen en met de emancipatie van mannen. Ik zeg duidelijk de emancipatie van mannen want de vrouwen zijn wel geëmancipeerd: ze hebben gestudeerd ze zijn doctoren, maar mannen accepteren het niet dat vrouwen ook tot bloei komen. En het is een gevecht voor vrouwen om dat op te eisen in de maatschappij. En om vervolgens een bepaalde positie in te nemen. Bij ons in Congo zijn de sociale standaarden ook niet goed vastgesteld. Ik zou graag zien dat alle vrouwen en kinderen in Congo op een fatsoenlijke manier kunnen leven. Met mijn kennis en ervaring die ik hier heb opgedaan, zou ik een keer actief bezig willen gaan met hun toekomst. Een project uitvoeren voor vrouwen die niet in Nederland zijn. Dat het project Kariboe Bibi in alle landen vertegenwoordigd kan worden.
[i] Kunt u in enkele woorden aangeven wat uw ambities voor de toekomst zijn?
[r] Op dit moment zijn mijn plannen voor de toekomst allereerst vrouwen, degene die hier al zijn. De andere ambities gaan zich met de tijd realiseren, maar mijn huidige plannen zijn allereerst dat Afrikaanse vrouwen in Den Haag gebruik kunnen maken van de hulp van Kariboe Bibi op een praktische manier. We hebben vrouwen op verschillende terreinen geholpen de afgelopen vijf jaar van ons bestaan. We hebben mensen geholpen met verblijfsvergunningen, met het komen uit hun isolement. We hebben vrouwen dingen geleerd. Er zijn ook andere problemen die ons opvallen, zoals vrouwen die talent hebben, maar niet weten hoe ze dat kunnen benutten. Intelligente vrouwen die niet weten hoe ze een bijdrage kunnen leveren aan de maatschappij, vanwege de taalbarrière. Voor de toekomst zou ik willen dat elke Afrikaanse vrouw zichtbaar en gewaardeerd wordt door de instanties die hier zijn. Want het is echt zo dat de taal een barrière vormt, maar dat betekent niet dat we niet van waarde kunnen zijn voor de Nederlandse maatschappij. Dat zijn mijn zorgen over de toekomst.
[i] En het klinkt super. Ik bedank u hartelijk voor de tijd die u in dit project heeft gestopt. Hartelijk dank.
[r] Dank u wel dat u mijn belang, mijn werk en mijn bijdrage aan de Nederlandse maatschappij hebt getoond.

[i] Thank you for welcoming me to your office for this interview. And thank you again for your precious time. Before we begin, I’d like to ask you to introduce yourself.
[r] Thank you [name] for the invitation and for your interest in my life. My name is [name] and I am from Congo. I was born in the city of Matadi, I am 44 years old. I am married and have three children. I work for Stek, it is an organization for the State and Church. I am there project coordinator for African women. The project I work for is called Karibu Bibi, which means: ‘Welcome women’. It is a general centre for African women living in The Hague. So that’s something about me.
[i] Looking at your life in the Netherlands. How long have you lived in the Netherlands?
[r] Officially I’ve been living in the Netherlands since 1998. (Speaking French in Congo is different from that in France. We name the figures differently). But I left Congo in 1988. That has been a bit my life. Is that how I answered your question? Then I’ll stop there. Do you have another question you want to ask me?
[i] So you’ve left the Congo since 1988?
Yes.
To go where?
[r] After I finished high school, I left Congo to go to Belgium. My parents could pay for my university in Belgium. It was my parents’ choice to let me study in Belgium. When I graduated in 1988, I left Congo. I went to Belgium to finish my studies. The first year in Belgium, I lived in Namur. It was neither a problem nor a wish for me to live in Namur. It was my parents’ choice to study medicine in Belgium. For my studies, I had to prepare for one year, a so-called transition year, before I could be admitted to the Catholic University of Namur. After my transitional year, I did an internship. I did my internship at a higher education institute of nurses. I combined my internship with taking study subjects. There were certain incidents at that time. For example, I discovered that I was sensitive to blood. Of course, I realised then that that study was not for me. In 1989, when I went back to Congo, on holiday with my parents, I told my parents that the study was not for me. I told them that I wanted to choose something else. And they were very understanding about that. They gave me the freedom to study what I wanted. Then I went to Brussels to study Public Relations and Marketing. That’s the way I did my studies in Belgium, until 1995. Shortly after completing my studies, I prepared myself for my return to Congo. At that time, people were supposed to return to their own country after completing their studies, to do their bit for society there. Before I went back to Congo, I visited my aunt in The Hague. An aunt from my father’s side who lived in The Hague. I went to visit her during the Christmas holidays. We ushered in the new year, 1996. After that I went back to Belgium. Then I came back to the Netherlands in March to celebrate my birthday with my family: my aunt and nephews and nieces. After that party I met a gentleman, who eventually became my husband. That’s how I ended up in The Hague. My boyfriend lived here in The Hague, then we got married. I wanted to be with him, that’s why I moved in with him in The Hague. I didn’t explicitly choose to live in The Hague, but more because my husband already lived here. As you may know, there are sometimes administrative problems when moving to a new country. When I was studying in Belgium, I had the status of a student. That did not automatically authorise me to come and live in the Netherlands. That means that I also lived in the Netherlands for a while without a residence permit. It was hard because I didn’t have free access to education to learn the language or to work. For me it was a difficult period, which brought a lot of frustration. I first had to have a job to get my residence permit in order. My husband had already received his residence permit then. In those days you didn’t have to do much administrative work for your residence permit, unlike now. My husband took me to the aliens police to tell them we were married. He went to the Congo, with a permit from me, to which we are married there. Because I couldn’t travel. So then we were officially married in the Congo. He came here with the marriage certificate legalized by the embassy of the Netherlands in Congo. We sent the marriage certificate to the aliens police, whose validity was accepted. And then we had to wait. Not all requests are approved in the first place. We asked for help from a local lawyer, who followed our case. I arrived in the Netherlands in 1998 and got my papers in 2002. So for a while I lived in a difficult and stressful situation; without a residence permit. From the moment I received my residence permit, in 2002, I took the same steps as everyone else who wants to integrate into society. That’s why I first had to learn the language. I started a study to master the Dutch language. But I got pregnant, so I stopped temporarily, to pick it up again in 2006.
[i] What kind of residence permit does your husband have?
[r] Excuse me.
[r] My husband came here as a refugee. He had applied for asylum. He came to the Netherlands in 1991 as a refugee. He lived in a Reception and Research Centre (OC) and in Asylum Seeker Centres (AZC). In any case, what was available at that time was reception for asylum seekers. Because I did not know him at that time, I do not know exactly why he applied for asylum. When I met him, he already had his residence permit. He was given a residence permit on the basis of humanitarian considerations. There are things that were not accepted, but he did receive it for that reason.
[i] So you received your Dutch residence permit because of your marriage to your husband?
[r] Indeed.
[i] This means that you are also a refugee; because of your marriage to your husband.
[r] Indeed. As a well-known saying goes; the friends of my friends are also my friends. So a refugee’s wife is also a refugee because my husband fled for political reasons. Yeah, those weren’t my personal reasons. The reason I followed him was because I was in love.
[i] Do you have children?
[r] Yes, I told you when I introduced myself. We have three children. My first daughter was born in 1998, my son in 2001 and my last daughter in 2006. We have three children, two daughters and one son.
[i] Do you ever visit other parts of the Netherlands? Have you ever thought about living somewhere other than The Hague?
[r] It never really attracted me to live somewhere else. I sometimes visit other places in the Netherlands, because we have friends all over the country. And also our families live all over the Netherlands, even in small villages. But I will tell you, when I visited my aunt that time, I visited my first city in Holland; The Hague. So I knew The Hague before I made the decision to live there. When I lived in Brussels, I found Holland very cold. Not cold because of the climate, but because of the peace and quiet. So I said to myself: “I don’t see myself living in the Netherlands”. As they say: you know neither your own destiny, nor your own future. It happens to you. But in the Netherlands I don’t see myself living anywhere but The Hague. I like The Hague, it’s a cultural city. A city where you can easily make contacts and undertake activities. The Hague is a city next to the beach. The bottom line is that you don’t want to go on holiday very often, because you already have everything here. I really like The Hague, I don’t think about moving.
[i] If you’re talking about a multicultural city, with all the conveniences, what do you mean by that?
[r] Practically speaking, The Hague is an international city. You can tell by the embassies, all embassies that are in the Netherlands are located in The Hague. The Hague is also the city where the central government is located. So really a multicultural city. You just have to walk around the city and visit some neighbourhoods. And you will see that there are many Turks, Moroccans, Antilleans and Africans in certain districts. So we can’t compare The Hague with villages in the Netherlands. If you walk as a person with a skin color in a village, everyone will recognize you. They see that you are not from the Netherlands, and/or that you are new in the village. But in The Hague it is not shocking to see dark people in the tram, bus, on the street or in some neighbourhoods.
[i] Does living in a multicultural city make you feel safe?
[r] Feeling safe? So you could say yes. Because somewhere… How can I say that? It keeps you from feeling lost. You feel recognized and recognized in this multicultural city. Even though the cultures may be different from each other. The fact that you see other dark people, even though we don’t speak the same language, gives me the impression that there are people here who are just like me.
[i] As you said, The hedge is a multicultural and international city, are there places you visit often? What are your memorable places here in The Hague?
My memorable places. I can give the example of the International Criminal Court (ICC) building. Not the new building but the old building. That’s a special building for me as an African woman. I have visited it before with my family. I also visited it with my organization, Stek, the organization I work for. With a staff outing. They had chosen to visit the building. Also because of its historical value. For me it was also interesting, because every time you visit that building you learn something new. About our countries, for example. About the countries that signed the treaty. We also visited some courtrooms where people are being tried. And I learned about which countries donated which furniture, like Japan. And what things have been donated by African countries. And the amount that each country has contributed. For me, those are interesting things to know. Every time I receive visits from Africa in the Netherlands, I take them to the ICC. That is one of the places I like to visit, and which I like to show to others. Besides that you also have the beach. The beach of Scheveningen is also a tourist spot. We also like to go to the beach and show it, to friends who visit the Netherlands.
[i] What activities have you undertaken since your arrival in The Hague?
[r] When I came to The Hague I had, as I said before, no residence permit yet. That is why I could not work or study. That is why I focused more on housekeeping and raising my children. I did that until 2007. In 2007 I started to do more activities. That’s also when I started with the work I’m currently doing. I was allowed to think along with other organisations and African churches about setting up a meeting place for African women in The Hague. God, in His love and grace, made Stek accept and support this idea. And that is where the foundation of Karibu Bibi, which I am working for now, comes from. I can only say that my real contribution to Dutch society started with my work at the organization, in 2007. With the work I am doing now, in the African meeting centre.
[i] What kind of work is it? Can you tell me something about the work?
Okay, my job is… I’m coordinator of Karibu Bibi. and my job is to help African women and Africans in general. Including their children, who live in the municipality of The Hague, who are looking for a place where they can meet or a place where they can stimulate each other. A place where they can learn something to contribute to Dutch society. My job is to help women in different areas. Because African women who come to the Netherlands, like me, I came here for different reasons. The women come here for various reasons, such as asylum. Some women come because they are forced into prostitution. There are some who come here with the idea that they can easily emancipate. So all these needs and problems have led me to listen to all these women, to help and orient them in society. In order to carry out my work, I work together with existing organisations. The biggest problem of Africans in the Netherlands is the language barrier. And when a person doesn’t speak Dutch, you can have so much talent, have reached a high level of education, it’s a handicap when a person can’t speak Dutch fluently. In this centre we offer guidance, financial help and administrative advice to these people. Because of this centre African women feel, bit by bit, at ease in society. And so they can contribute something to society. In the centre we work together with volunteers. They help us organise activities. For example, learning to ride a bike, language training, computer lessons: how to use the computer. All these activities are meant to help women integrate into society. We also think that our children are the future of tomorrow. Many parents who have fled their native country, or have come here for other reasons, have to get used to the culture when they arrive in the Netherlands. Because the culture of their country of birth is different from the Dutch culture. And that causes a lot of problems in families. Because parents want to raise their children the way they were raised in their culture, they often find themselves in conflict with their children. At Kariboe Bibi we try to give information to parents about the subject. By means of information evenings we try to inform parents about the importance of integration: and the importance of learning the language. In this way they can be there for their children and get a grip on the situation. It is important that parents follow the progress of their children, from primary school onwards. If parents do not pay attention from an early age, this can complicate the situation later on. Karibu Bibi and I try to help the parents in this way.
[i] Where does the concept of Caribou Bibi come from? Can you tell us something about its origin?
[r] I want to be honest, the origin of Caribou Bibi is not mine. Around 2005, Stek maintained close contacts with emigrant churches. From these contacts, a project called “Migrant Desk” was set up. The goal was to identify and make known all migrant churches in The Hague. A colleague worked on this project in cooperation with a Ghanaian pastor. I think his name is [name]. Based on this cooperation, Stek concluded that such an initiative was necessary. Certain women felt the need to take initiatives themselves to set up their own organisation. But when these women wanted to organize an activity, they could not find a location. At that time, it often happened in The Hague that all community centres were occupied by Moroccan or Turkish organisations. Africans were invisible in society. Even though they were very active in their own community, churches, etc. They were very active but the congregation didn’t see it. Because they did not know who to turn to with their problems. On the opening day of the ‘Loket migranten kerk’, some women made it known that they are also present in the congregation and want to have a place for themselves. They made it clear that nobody takes them seriously while they would like to organize activities. For example, about subjects that are taboo, that cannot be discussed in a church. But also with people who have nothing to do with migrant churches. How can we organize that if we don’t have a location? From there the whole project Kariboe Bibi started. We’ve held meetings. But Stek didn’t want only one community to act as a representative, because the people who submitted the request were mainly English-speaking. So Stek also took an interest in the French-speaking people. And the French community was represented by the evangelical church of The Hague, which has been based in The Hague since 1992. I myself am a member of that church. And in February or March 2007 our pastor was approached by Stek and told him that a project was coming up. Whether he wanted to find out if there were women in the church who had good initiatives. Who could be part of the project, to realize together the establishment of the meeting centre of and for African women. So I was invited to the first meeting with six other women from our church. After the first meeting, together with the English-speaking women, we soon agreed that there was a definite need and that, if a meeting centre for African women were ever to be established, it would be a good decision. After a few meetings we wanted to come up with a name for the centre. There were women who submitted a lot of proposals. Some suggested names, others abbreviations. At the end we realized that we want to create a place where people feel welcome and safe. And that when they walk in, they feel at home and at ease. Also where children could feel safe. After we had thought about that, we asked ourselves: What language is spoken by most people in Africa? Swahili turned out to be spoken by most people. We wondered what ‘welcome’ meant in Swahili and that is ‘caribou’. And ‘woman’ meant ‘bibi’. We assured ourselves that it sounded good for our project. And so we chose the name Caribou Bibi. That’s the story of Caribou Bibi. Karibu Bibi would fall under Stek, a Dutch organisation that has little experience in working with African women. When we talk about a meeting centre, a reception centre, where women feel at ease, African employees should also be present there. We were a group of French and English speakers. Volunteers were needed to work in the centre. All participants in the French-speaking group already had a job. And we did not know how long the project would last. The project had just started and some had doubts. They did not want to give up their work for Karibu Bibi. What if it doesn’t work? Of the English-speaking women who took part in the meeting, many were already leaders in their churches. Some already had their own organization and responsibilities. “We made Caribou Bibi, but we can’t work here,” they said. Luckily I had no work, I was sitting at home, and I said to myself: “Here is an opportunity, I am starting this adventure and I will see if it will succeed”. That’s life, we start with something without knowing where it can lead. When one begins this adventure, one gradually discovers one’s own qualities. Starting this work, I have discovered that I like to help others. As a Christian, it is also a concrete way to practice my life and faith. When I help my loved ones to solve a problem or by referring them to the right authority, that brings me pleasure. I am satisfied; yes.
[i] You mentioned the name Stek several times. What exactly does Stek mean?
r] Stek is a Dutch abbreviation that means: Foundation, State and Church. Stek is an implementing body of the Diaconate. Stek is an organization founded by the Protestant churches in The Hague. before 2004 the Diaconate already existed and assisted people. But in 2004 she decided to no longer just place her work in the service of the church, but also in the service of the state, the municipality of The Hague. In this way Stek has become a kind of social organization. If I can put it that way. Not only for the church, but also for the municipality of The Hague. That means that the deaconate of The Hague set out policy for Stek with the tasks and activities they had to perform. That means that the diaconate is one of the main actors.
[i] Donor?
[r] Let’s say donor, capital provider of Stek was. For example, Stek receives… The Diaconate tells us what work they want us to complete. And Stek tries to accomplish this through the many projects they carry out and the many places they are present, like here at Caribou Bibi. We are currently trying to monitor and accomplish the work that has been entrusted to us. We do this in the interest of society, and for the marginalized groups in society. Stek’s objective is to help the weakest in society, so that they can help and support each other. And also to gain a stronger position in society. and that goes in his work by dividing tasks. This means that when Stek can help someone in trouble. She does. After all, it’s an organization that has its basis in church societies.
[i] You just told me about Caribou Bibi, an organization that helps women. But who exactly are these women you are telling me about?
[r] Yes, Karibu Bibi, when I talk about how they help women, I am talking about all the African women who live in The Hague. From the beginning, the core objective of Caribou Bibi has been to represent all African women living in The Hague. Who are these women? They are Ghanaian, Nigerian, Congolese, Burundian, Rwandan, Tanzanian, Zambian, Angolan, Ghanaian, Zimbabwean, Kenyan, Burkinese, Cameroonian, Ivorian, Togolese, Beninese, Sierra Leoonese and Liberian women. So all African women residing in The Hague are part of the core objective of Caribou Bibi?
[i] And what are their particularities? For example, do they have a Dutch residence permit, or not?
[r] Of the women who receive help from Caribou Bibi, some have a residence permit, others have no official papers. All women are welcome, we do not discriminate. Not even against people who have no papers. The opposite is true. More often we help women who don’t have papers, who are trying to find their place, and who are still looking for their vocation. There are people in this country who don’t have papers, but don’t know that they still have certain rights. For example, in terms of health, work and housing. And that if they have children, their children also have certain rights, perhaps not the right to papers, but the right to a decent life in this society. And the women of Caribou Bibi come to us because we give them that information. We refer them to organizations where they can get the help they need. So Caribou Bibi opens her doors to all women. Welcome women, welcome women, bienvenu les femmes, welcome friends. So Caribou Bibi welcomes everyone.
Can you tell us exactly what you have contributed, as ambassador of Caribou Bibi, to helping these women?
[r] As ambassador of Caribou Bibi, my contribution is mainly, how should I put it correctly, and not just shouting something. My main contribution is my person. As I am inside and out. What do I mean by that? In Africa people say: “If you are a kind and hospitable person, people will come to you. But if you’re a person who’s mean and arrogant, no one comes to you.” With this I want to say that what I give in the first place to all the women who come to Caribou Bibi, without discriminating according to nationality or problem, is a warm and friendly welcome when they enter. That I consider the people as my sisters, because I myself know what it is like to live in a foreign country. How difficult that is: far away from your parents and your loved ones. Far from everything. A life in uncertainty. So that one can have a place where one can be received as an individual and a person. My contribution is also a piece of humanity, receiving people as people, as my African sisters, trying to find their place in Dutch society. And I can offer them my help or my support. The support is not just financial or material. I also offer moral support, spiritual support. Because one day one meets at Karibu Bibi #NAME? the contact goes much further than giving aid. We become a family, that’s how it is.
[i] You said that when you were still in the Congo that your parents wanted you
[r] Medicine.
[i] Would you study medicine? As a doctor, one also helps people. The work you do today is also about helping people. Is it a way of compensating for the cancellation of your studies?
[r] As I just said, sometimes there are things we do without knowing why. When a door opens, you are not prepared for that, but in the end you realize that it is your calling. It’s in my nature. Your question does awaken something in me. I’ve never thought about that before. I’ve never drawn a parallel with my parents’ desires to study medicine, I’ve never seen any resemblance in it, but maybe, who knows, it was in me. Helping people is something that’s very strong in me. I like to give help on a voluntary basis, without expecting anything in return. And when I help someone I do so with all my heart and all my energy. And so it is, it’s my nature. It is a little bit my nature. Even when I look at the road I took for my studies in public relations – which, by the way, has nothing to do with the work I’m doing now. Because that study is about selling products, selling yourself, and that has nothing to do with what I’m doing today. I’d simply like to say that it’s something that’s in me, what I’m putting into practice today.
[i] I can imagine those women coming to you with a lot of stories, possibly horrible stories. What influence do those stories have on you?
[r] That’s a really good question. It’s true it was very difficult for me in the beginning. I experienced the stories in a bad way. Not experiencing them in a negative way, but rather that in the beginning I didn’t see the difference between my professional life and my everyday life. When someone came to tell me his story, it was as if I absorbed everything. And those thoughts did not limit themselves to my workplace. I took everything home with me. And that really bothered me. When someone with a difficult problem came to me, I wanted to find a solution. And as long as the solution wasn’t found, I put all my energy into it; it was really hard for me in the beginning. But after a while, and also because of my colleagues, things got better. Stek is committed to people who have difficult problems. Some of my colleagues were also confronted with the stories of women, the stories of people in general, the stories about families. I can give the example of a person who came to me and said: “I have to pay: I haven’t paid the rent for six months, I have a debt of so much money, and I don’t know how to get the money, so if no one helps me pay the rent, I’m on the street with my four children, and the smallest one is two years old. If no one helps me, I’m out on the street.” If anyone has a heart and humane feelings and charity. When we hear such stories, we try in all kinds of ways to contact organizations, looking for capital providers who can collect the money, so that the person is not evicted from his home. If, in the meantime, things happen that make it impossible for the person to receive that help, then you can imagine how painful it is to live with that. For example, you are confronted with people who don’t have a residence permit, and they have travelled all kinds of roads, but at the end of the day they still can’t find a solution. they have to move from one place to another. When you’re confronted with that kind of thing as a human being, it’s painful. And when you don’t find a solution, you feel a kind of powerlessness. And then you also feel the same suffering as that person, that was my suffering and my difficulties, in the beginning. But with time and by talking about it with colleagues and talking to my manager, I was able to develop a slightly stronger character. Or, rather, a more professional attitude towards my work to prevent my work from affecting my private life and my health.
i] Can you remember memorable moments in your work or private life in The Hague?
[r] I have many moments that I cherish. For example, something may seem small to others, but for me everything I do, small or large, is important. I will give an example: We have worked with volunteers in the past on a project to help children do their homework and improve their school performance. We had children in the project who got very low grades at school. For their parents the Dutch language has always been an obstacle. They don’t speak a word of Dutch and they don’t know how to help their children with their homework. We took those children under our care. Even the schools were surprised to see that the children who were doomed to follow a vmbo education had a different result than expected at the Cito-test and were able to choose a different further education. There is even a boy who is now studying information science. You can understand how a small victory brings a very great joy in my heart, and in the hearts of everyone who contributed to the project. And also, for example, when I think of a person who had come to Caribou Bibi, not so much without papers, because he was without papers because he did not know how the procedure went. And with the little bit of information we gave him, that person received his residence permit after some time; that pleases me. My joy manifests itself in fulfilling things I do for others. In addition, my joy comes from my family, my children who are healthy, and my household that is running well. So those things contribute to my joy. And for me to work in such a position as an African, to be a point of contact for other African women, a person who can help other women to find their place in society, that also contributes to my joy. to make Africans more visible in society, because we African women are very active, each in his own way. We have many talents, many innovative ideas and good initiatives. Maybe African women don’t stand out yet, but we are working on it. We don’t give up, so that Africans who have come to the Netherlands, regardless of their migration reasons, feel at home in the Netherlands They have chosen this country as their adoptive country.
[i] Do you dare to say out loud that the biggest problem African women face in the Netherlands is the language barrier?
[r] That’s right, one of the biggest causes of the problem is the language barrier. It is a big problem. I’ll give you an example. If someone asks me to go to China and I don’t speak Chinese or any other national language of China, do you think I have a chance to flourish in that society? Because if a person doesn’t speak the language, they end up in isolation. They isolate themselves, because the circle of acquaintances is limited to people from the country of origin. And that often happens here. The Ghanaians who arrive, first of all they cling to other Ghanaians. And when they receive information, it is limited, because they give each other the same information. The Bible says that we only give what we have, if you do not know how to do it, how can you give someone that information? What I mean to say is that language is crucial to flourish in a society. Even if we only speak a little bit of the language, it opens doors. And with that little bit, you can continue to develop yourself from one level to the next. Because once you have mastered the language, you are also more motivated, because you no longer have to rely on yourself, you can also rely on others. Even to people who are not part of your ‘own’ community. You can go to the public services, for example the municipality and the community centre. Where the people, the women of the neighbourhood meet, you no longer say that this is only for Moroccan women. You say: “I’m also part of this neighbourhood, the information that is shared there also concerns me, I’m going there”. For me, the most essential thing is learning the language.
[i] When you work with those women, what advice do you give them? Especially looking at integration in society.
[r] I like to give examples. Last Saturday we held a presentation during a networking meeting for Caribou Bibi and other organisations. And I met a woman of Caribou Bibi there and she said something of great value. She said that the language is very important in a society. Often people say that they stay at home because the municipality has not ordered them to follow a language course. But in all organizations, such as community centres, language courses are organized. Here too, we organize language courses three times a week: Tuesdays, Wednesdays and Thursdays. At all levels, even beginners have the opportunity to learn to speak the language. There is also an advanced language course. I think a language opens doors. It is a key for people who want to open doors. Who want to integrate into society. They must first take an interest in the language. Because you can’t move forward if you’re blocked at the level of communication. It is true that the English speakers have an advantage in the Netherlands, because English is an international language. But if we look at the number of French countries, we see that French is also an international language, but that it differs per country whether it is spoken or not. In the Netherlands, mastering the French language does not benefit you. However, it means everything to my work, because I can help French-speakers and English-speakers because I master both languages. But it can also help you find a job. In certain sectors, they require you to speak the Dutch language. That is why I encourage my African sisters and brothers who have decided to consider the Netherlands their second country to invest in the language. Because when Europeans come to Africa, we also see that they take the time to inform themselves about the country of destination. What language is spoken there, what they eat there, what habits they have, the culture, what can I do, what am I especially not allowed to do. When people come here, we have to read into the culture of the country, the language of the country, we don’t do that for them but for ourselves. And that opens doors.
[i] You have talked a lot about your work and the support you give to African women. Please tell us something about your private life in addition to your work. Do you have contact with people from the Congolese community?
[r] Yes, I am in contact with people from the Congolese community because I am first and foremost a member of the evangelical church in The Hague. That is a French-speaking church in The Hague. Where the majority of the visitors are of Congolese origin. There are also Angolans and Cameroonians, but the majority are of Congolese origin. And that makes me stay in contact with people from my community during the week. I also have family in The Hague, my aunt. And I also have family in Belgium and in France, which means I haven’t broken up with Congo. This is also very important to me: my culture and my country of origin. I always say that I am authentic, I live in the Netherlands but I am Congolese. And I remain faithful to my Congolese customs which, in my opinion, go well with the values in this society. I keep my culture, because that is my identity. I cannot say that because I live in the Netherlands, I throw away everything that has to do with Congo. I remain authentic, that’s very important, and that keeps me in balance.
[i] To which habits of your Congolese identity do you remain faithful?
[r] For example, Congolese cuisine, I like to cook Congolese food. And I like to eat food from my country of origin. Even my children who were born here have no problem eating Congolese. The music, the clothes, everything that has to do with the culture of our country, the theatre, etc. I like that because it does me good. And also the news from Congo. Through the internet I try to keep track of the current situation in my country of origin.
[i] Can you give me an example of a Congolese dish or of Congolese clothing you still wear in your heart?
r] It is a pity, if I had known, I would have worn a Congolese ‘pagne’ today. Unfortunately the weather doesn’t allow it, it was raining today and then I can’t arrive in a ‘pagne’. I still love my African clothes, my African skirts. As soon as I get home from work I take off my trousers and sweater and put on an African dress. So every day, at home, I dress on his Congolese. Instead of putting on a jogging suit, I prefer to put on my African dress and feel at ease. As for the food, Congo is so big and rich. It is one of the richest countries – I don’t know if others will agree with me – in terms of cuisine. Even though we are now talking about my private life, I make a short trip to work. For my work, I organise a place once a month to learn African cooking skills. I have been able to taste the meals from other countries together with the other women, but when I walk through the Congolese kitchen in my head, I notice that we have a very rich kitchen. We have prepared our pondu (leaves of manioc), which is eaten in all countries, in different ways, but at least everyone in Congo eats pondu. And also here I eat pondu, with rice, with ‘chikwange’, with semolina, ‘foufou’, or with fried bananas. So Congo has a great wealth of food.
[i] So you invite everyone who sees this video back to taste Congolese food!
[r] I invite them and advise and encourage them to eat it. And I don’t know if I should say it out loud I think that in the days to come, they will be well served, because projects are coming to Karibu Bibi. Together with other like-minded people we have the great idea, maybe in the future, to open a restaurant in The Hague. Where one can taste the great African cuisine, and especially the Congolese.
[i] (laughter) Great.
[r] That’s my public relations side coming around, I make a little publicity.
[i] Very good! Coming back to the church, do you have a special role within the church?
[r] Yes, I joined the church as soon as I arrived. In 1998. My aunt was already a member, although she is not anymore nowadays because she travels a lot to Africa. When I was young and joined the church. When I lived in Africa, my whole family was Protestant. I myself spent my whole school years at a boarding school with Catholic nuns and I received Catholic education there. When I was 16, I said to myself, “I will never find the time to perform the catechism of Protestants to be baptized. I had made my choice, I made my First Communion, baptism; everything. And when I arrived in the Netherlands, we couldn’t go to a Catholic church because of the language barrier. I didn’t know a French-speaking Catholic church in The Hague. My aunt and friends then took me to the Protestant church, of which I am still a member today. In the beginning I was the headmaster of the Sunday school. Because I loved Sunday school, and I loved teaching children about the church. And after that I was also responsible for the prayer group at the church. Right now I am the one who deals with the finances of the Church and also the administration of our temple. For God has blessed us with the purchase of our new building, where we have been sitting for three years now. At the moment I have been elected for a period of two years to take care of the finances and administration of the building. In addition, I still take care of the Sunday school for the children. In the meantime, I train young ladies to take over my task at Sunday school, because I cannot combine all those things on my own. I am also a member of the church council, because as the person in charge of finances you also have to take a seat on the church council.
[i] You say you bought the Church’s new building? How did that happen? Buying a building! Does that mean you have a well-stocked greenhouse?
[r] No, not at all. We’re not a rich church. One of the things we were wondering was, how is it possible that a church of immigrants, refugees, and people on welfare benefits, was able to pay for the new building of the church? We didn’t have an opportunity to take out a mortgage, because then you would have to show an accounting update, there were a lot of circumstances that we couldn’t meet. We just got lucky. Let’s just say it was by God’s grace that we owned that building. Because for the last ten years we’ve been renting the building. You know, for some time now, more and more churches have been closing. Dutch churches closing because the church members are getting old. And the new generation isn’t taking over. Which means that the building we acquired belonged to a church that had to close its doors. When the owner of the church announced that he wanted to sell the building, they didn’t even contact us, because they knew we didn’t have any money. It was fate, an unexpected light. A lady from our church happened to pass by. She had an appointment at the church and she had arrived before all the other participants were present. When she got there she saw a group of people walking, and they asked her if she was looking for someone? They told her they were visiting the building, because it is for sale. Oh! It was a surprise for her. She called the pastor and the other people in charge and told her that they were in the process of selling the building. She contacted the owner of the church and inquired about the sale of the church. She said she wanted to buy it. And that’s how we came to be among the other potential candidates. But when we made the decision, we didn’t consider the amount of money. We had been saving up for a while to buy a building for our service. But the savings at that time were not even fifty thousand euros, while the temple cost one million euros. To make matters worse, it was an auction sale, which could make the price even higher. There was a well-known Nigerian church in The Hague that was a potential buyer. And unfortunately for us it seemed that they actually had money. But due to problems with the bank they could not get a mortgage. The previous owners of the church did not want a restaurant in the church, or a community center, or something like that. They wanted the building to remain a church where church services were held. Among the potential buyers, some wanted to turn it into a mosque, others into a temple to Hindus, and others into something else. At that time they said a firm no to it. They told us that they wanted us to buy it. Then they asked us how much money we had. We told them how much we had at our disposal. They wanted to know if we could go up to fifty thousand euros. Thanks to the grace of God, we had that sum at our disposal. And that way we were able to sign the deed of sale, without having to go through the bank. God wanted us to be the owners of that building. Three years ago we started paying our mortgage, and within twenty years the building will be fully paid off and will belong to our ecclesial community.
[i] And how do you pay the mortgage every month?
[r] By collecting a fixed amount from Church members. Which all members of the Church will have to pay on a monthly basis. With that money, we pay the monthly mortgage.
[i] Your church, do you think it’s a reflection of the Congo in The Hague?
[r] Then maybe that’s how God sees it, but I can’t say that myself. It is the people of the community who can testify, because as churchgoers we cannot testify about ourselves. It may be encouraging, not only for the Congolese, but for all immigrants. We even have a Dutch church that rents from us. One can have crazy ideas about immigrants buying a church building in the Netherlands, but it is a challenge we have taken up. The other day I heard that the owners of another church, which is behind ours, are Nigerians. Now that the Dutch are closing their churches more and more, other hijackers are coming to the coast, not looking at the colour of their skin. And as long as the people work with the same goal as what the church was built for, I don’t think it’s a problem. But it is certainly a mirror for immigrants in general. Because we are not just a church for Congolese, but for anyone looking for a place to listen to the word of God. The church service is not only French-speaking. And we do it to ensure that people integrate. Also for the young people who study and grow up here, we hold the divine service in Dutch and French. In this way everyone feels at ease, because even our children have difficulty understanding the French language. So during the Dutch church service they can also follow it. And that way we also try to teach them the importance, the willpower and the love of God. That is how it is.
[i] Can we go back to the Congo, to the fact that you left the country in 1988. Is there anything of Congo you miss today?
[r] I miss my mother. She’s still in the Congo. My father is already dead, but I miss my mother very much. And I also miss the warmth of Congo. The big family there. Somehow we always keep the country in our hearts. That’s why we often go there on holiday. We can’t go all holidays, because the trip is so expensive. And that’s why the lack is always in our hearts. There are so many things from Congo that I miss. It is also true that now that we live in Europe, we no longer have the same connections with the country, because our friends are no longer there either. If I were to go to Congo today, I wouldn’t be sure to meet my childhood and school friends there. Some of them have moved. And many have married and worked somewhere else. Others are also somewhere in Europe, others have died. Somewhere we feel lost when we leave the country.
[i] Is there anything of Congolese culture that you miss and that you want to see again?
[r] Well! like I said there just now: “Thanks to the Internet, everything is closer.” Unless maybe you live in a village. But I can’t say I’m missing something huge. It’s not material things I’m missing. It’s the feeling of being at home, in your own country, your own earth. That’s what makes you feel good. Finding your roots and living surrounded by family. And the way people live there, there’s a lot of good sides to that. Here everyone lives on their own, even the Africans who are here have adopted that culture. A bit isolated, living with your own family. And that’s where we find the atmosphere of living in the now and in society. Living from day to day, as we call it.
Do you still have regular contact with your mother and other family members?
[r] I call my mother every day.
[i] Every day?
[r] Every day she calls me two or three times, and I call her too. Also because she is alone with my niece and I am her eldest daughter. My brothers live in South Africa. She calls me for advice and information. So we give advice not only to women in trouble but also to family members, even on a family level. I also call her if I have a problem.
[i] Actually, we had to start the interview with a symbol. Do you have a symbol that’s special to you? Something you brought back from the Congo?
[r] After all these years, I can’t keep a symbol from my country. I don’t commit myself to the material. I do have memories in my heart.
[i] Can you give an example of that?
[r] The memories I tell my children. The memories of the boarding school, how I lived there. That’s a way of life they don’t know here, but I want to give them through stories. And also the memory of my father, because he is already deceased. How he was with us and things like that. But those are memories of myself. It’s not something tangible like the symbol you’re talking about. I don’t have a totem for protection. I’m a believer and we don’t believe in that kind of thing. I don’t have a totem, not even a family symbol. But I have many memories. Like the day my father died in 2005. Then I went to the Congo. Because my father worked on a ship, I brought a book about ships among his personal belongings, which I don’t have with me now, by the way. It is very important to me because I wanted to show it to my children. I also brought his binoculars for my children, and his hat, which is also at home. I don’t really care about them, they are just small gifts as a memento that I like to show to my children, and it’s up to them whether they want to keep them. But it’s important to me because it connects me to him. For the rest, I don’t have any personal symbols or things I value that I take with me everywhere I go to Congo, to Germany. No.
[i] I saw some pictures on the table. What kind of pictures are they?
[r] They’re not pictures, it’s more for the scenery.
Can you show them?
This is my workplace. It’s just Caribou Bibi’s flyer for marketing, in three copies: Dutch, French and English. I show it to women, for their information. So they know what we’re doing. And this is a photo album. When Kariboe Bibi was founded in 2007 and opened its doors, we worked at a different place. Now we are on the Meurstraat in the Spoorwijk, previously we were in the Schilderswijk on the side of the centre of The Hague. It was a small building. A small house where we organized activities to meet children and mothers. We moved here because of the crisis. That means that the photo is a souvenir of the building we started in. A documented memory of the building. It is a bit like the soul of Caribou Bibi. That’s about it. It’s a bit damaged, but it’s a Caribou, Welcome, given to me by a Dutch colleague. He was on holiday and told me that he had seen Caribou. And that everyone said Caribou. That’s why he brought it for me. Unfortunately, we lost the last three letters. But I still keep it because it reminds me of the fact that my Dutch colleagues attach just as much value to the project of Caribou Bibi. That’s how it is.
[i] If I may sum up your stay in the Netherlands, can I say that your goal is to really help people, especially African women, to integrate easily into Dutch society?
[r] Definitely.
[i] Would you like to add something to that?
[r] Your summary is very complete. Because of what I do, I cannot say that I limit myself to the Netherlands. My ambitions reach further. For example, to the Congo. And also to other neighbouring countries. Last month I was invited to a conference in Kenya. And there I also found that women have other concerns. Women who have studied, who are doctoral students, or who hold a position at university are also confronted with social problems, cultural problems and the emancipation of men. I say clearly the emancipation of men because the women are emancipated: they have studied, they are doctors, but men do not accept that women also flourish. And it is a struggle for women to claim that in society. And then to take up a certain position. With us in Congo, the social standards are not well established either. I would like all women and children in Congo to be able to live in a decent way. With the knowledge and experience I have gained here, I would like to take an active approach to their future. To carry out a project for women who are not in the Netherlands. That the Kariboe Bibi project can be represented in all countries.
[i] Can you indicate in a few words what your ambitions for the future are?
[r] At the moment my plans for the future are first and foremost women, the ones who are already here. The other ambitions will realize themselves with time, but my current plans are first and foremost that African women in The Hague can make use of the help of Caribou Bibi in a practical way. We have helped women in different areas over the past five years of our existence. We have helped people with residence permits, with coming out of their isolation. We have taught women things. There are also other problems that we notice, such as women who have talent, but don’t know how to use it. Intelligent women who don’t know how to contribute to society, because of the language barrier. For the future, I would like every African woman to be visible and valued by the institutions that are here. Because the language really is a barrier, but that doesn’t mean we can’t be of value to Dutch society. Those are my concerns for the future.
[i] And it sounds super. I thank you very much for your time in this project. Thank you very much.
[r] Thank you for showing my importance, my work and my contribution to Dutch society.

Verwante levensverhalen, co-creaties en topics