Wat is DANS en andere updates

Herman DivendalEen in memoriam voor Herman Divendal, wat is DANS nu precies en updates van de veldwerkers. Dit en andere actuele ontwikkelingen van het project Ongekend Bijzonder vormt de inhoud van dit nieuwsbulletin. Download Nieuwsbulletin van februari 2015

In memoriam Herman Divendal 1948 – 2015

Juan Heinsohn, 11 februari 2015, Rotterdam

 

Op zondag 8 februari 2015 is, in zijn huis in Amsterdam, Herman Divendal overleden. Herman was lid van de Landelijke expertgroep bij het project Ongekend Bijzonder. Hij is 24 jaar lang actief geweest in AIDA Nederland (Association Internationale de Defense des Artistes), een belangrijk steunpunt in ons land voor vervolgde, gevluchte kunstenaars. Zijn kennis van zaken, uitgebreide netwerk, ervaring en grote betrokkenheid met gevluchte kunstenaars, waren een waardevolle bijdrage aan ons project. We missen een “compañero” die de situatie van vluchtelingen wist te begrijpen, een inspirerende persoonlijkheid die de liefde van velen wist te winnen met zijn oprechte betrokkenheid, menselijkheid en solidariteit.

 

Herman1

 

De zondag daarvoor, 1 februari 2015, ben ik bij Herman op bezoek geweest. Ik werd toen door Marian, zijn partner, ontvangen. In de woonkamer lag Herman, op een ziekenhuisbed naast het raam. Hij was mager en oud geworden, maar zijn ogen hadden nog het licht, de verwondering voor alles, de liefde voor zoveel mensen die hij ontmoet heeft in zijn leven en werk. Ik ging bij hem zitten, en pakte zijn hand vast. Ik probeerde mij groot te houden, alsof ik hem niet ziek zag. Hij wilde weten wat ik aan het doen was, we deelden al jaren de passie van projecten ontwikkelen, mensen uitdagen om het beste van hun creativiteit te laten zien, ruimte creëren voor anderen, alsof wij, daardoor, onze eigen wereld groter maakten.
 
Zelf heb ik Herman eind jaren ’90 leren kennen. Hij zat bij AIDA Nederland, ik bij stichting Dunya te Rotterdam, een organisatie die podia creëerde voor de presentatie van wereldcultuur. Kort daarna gingen we projecten ontwikkelen en samenwerken. Hij wist niet alleen kracht, energie, toe te voegen aan ideeën van nieuwe activiteiten, maar ook een bepaald evenwicht te brengen in de plannen, evenwicht gebaseerd op ervaring en intrinsieke kennis van het culturele veld, kennis die voor velen van ons, mensen gekomen van ver, niet zomaar paraat hebben. Integratie blijkt een eindeloos karwei.
 
En inderdaad, als je van ver komt op zoek naar veiligheid, met de droom een huis te bouwen voor je nieuwe verdere leven en de weg nog moet vinden, ook in deze eigenaardige taal, heb je open deuren nodig en personen die de mensentaal spreken. Dat was de taal van AIDA, het was de taal van Herman.
 
Ik weet dat hij nooit het juiste honorarium heeft ontvangen voor al zijn werk. Ik had het gevoel dat dit voor Herman een punt was, maar zeker geen drempel om te blijven werken aan waar hij in geloofde. Uit eigen ervaring weet ik dat het thuisfront hier niet altijd blij mee is. In onze maatschappij is het delen, het bevorderen van menselijkheid, waardering voor de culturele bagage van vluchtelingen, een slecht betaalde bezigheid. Zo is toen ook de subsidie van AIDA in 2012 stopgezet. De marktwaarde van een mens wordt niet bepaald door de Hermans van deze wereld, maar door kooplieden die handeldrijven in leven en liefde. Wat AIDA deed voor anderen was voor hun niet van belang.
 
Bij hem op bezoek, zittend naast zijn ziekbed, houd ik zijn hand vast. Hij vraagt nog een keer excuses voor dat ene telefoontje. Hij belde medio januari om met mij te praten, hij was boos. Hij wilde dat ik het schrijven van gedichten en werken aan mijn schilderkunst serieus aan zou gaan pakken. Er was geen tijd meer om van alles te blijven doen: maak keuzes en ga diep in je eigen werk. Hij was boos, net als een vader die verwacht dat zijn kind alle mogelijkheden gaat benutten in de ontwikkeling van wat goed is voor hemzelf en zijn toekomst. Na zo een gesprek liep ik dagen lang met zijn woorden in mijn hoofd. Ergens in mijn hart en ziel weet ik dat hij gelijk had en heeft.
 
Aan het eind van mijn bezoek kus ik zijn voorhoofd en ga naar buiten. Op de stoep, voor zijn deur, breekt mijn hart. Daarna, een beetje verloren, loop ik richting de tram, maak ik foto’s van zijn geliefde stad, van de straten die hij nooit meer zal kunnen lopen.

Vaarwel vriend.

 

Juan Heinsohn Huala is één van de veldwerkers binnen het project Ongekend Bijzonder

Nieuwsbulletin van Ongekend Bijzonder

Inspiratiedag Ongekend Bijzonder, foto Ongekend Bijzonder

Inspiratiedag Ongekend Bijzonder, foto Ongekend Bijzonder

In dit bulletin maken we nader kennis
 met de veldwerkers uit voormalig 
joegoslavië, staat een column van Ferdows Kazemi en een verslag van de inspiratiemiddag. Verder informeren we u over actuele ontwikkelingen in het project Ongekend Bijzonder en komen verschillende betrokkenen aan het woord over hun ervaringen met het project. Download het nieuwsbulletin van december 2014

Historicus doet vondsten in archief

Elias van der Plicht

Elias van der Plicht

 

Historicus Elias van de Plicht brengt in het kader van het historisch onderzoek van Ongekend Bijzonder alle vluchtelingengroepen in Nederland in kaart. Hoewel er veel onderzoek is gedaan naar de geschiedenis van immigratie, zou je kunnen zeggen dat een overzicht van de geschiedenis van vluchtelingen, eigenlijk niet bestaat.

 

Elias hoopt met dit onderzoek daar een bijdrage aan te kunnen leveren en houdt zich bezig met vragen als: wanneer kwamen welke groepen vluchtelingen naar Nederland? In welke steden vestigden ze zich? Wat was hun bijdrage aan die steden? Hij gaat daarbij op zoek naar bijzondere verhalen van bijzondere of juist hele gewone mensen. Daarvoor gaat hij ook de archieven in. “Het is niet altijd eenvoudig om daar de bijzondere, persoonlijke, verhalen boven tafel te krijgen. Daarvoor zijn de archieven misschien teveel bewaarplaatsen van documenten van overheidsinstellingen en organisaties”. Zijn onderzoek is nog niet afgerond maar toch heeft hij al mooie vondsten gedaan.

 

Dit is de lezing die hij uitsprak tijdens de Inspiratiedag van het project Ongekend Bijzonder op 24 oktober 2014

 

Lajos Jakos en zijn Hongaarse vluchtelingen

Het leuke van teruggaan in de tijd is dat je erachter komt dat we eigenlijk allemaal wel vluchtelingenbloed door ons lijf hebben stromen. Het kan bijna niet anders of één van uw voorouders is ooit naar Nederland gevlucht. Misschien dat ze uit een bekende vluchtelingengroep komen, zoals de Zuidelijke Nederlanders, die rond 1600 massaal hierheen vluchtten. Of u stamt af van de Hugenoten die in de 17e eeuw vanuit Frankrijk in de Nederlanden arriveerden. Misschien dat uw voorvaderen bij een minder bekende groep vluchtelingen hoorden. De Waldenzers bijvoorbeeld, arme protestanten die in de 17e eeuw vanuit Piemonte in Nederland belandden.

 

De opvang Hongaarse vluchtelingen in Nederland

In de jaren vijftig kwamen de ruim drieduizend vluchtelingen vanuit Hongarije naar Nederland. Aanleiding was de Hongaarse Opstand. Duizenden Hongaren protesteerden in de herfst van 1956 tegen het stalinistische bewind. De Sovjet-Unie maakte met militair geweld een einde aan de opstand. Het gevolg was een grote vluchtelingenstroom. Nederland nam ongeveer 3.400 Hongaarse vluchtelingen op. Deze slachtoffers van de Koude Oorlog mocht men niet aan hun lot overlaten, zo was de gedachte. Maar dominee en koopman staan in Nederland vaak dicht bij elkaar. Ook ditmaal, want bij het selecteren van de vluchtelingen die hier naartoe mochten komen, werd rekening gehouden met hun inzetbaarheid op de arbeidsmarkt. Nederland stond in die tijd te springen om extra arbeidskrachten.
De meeste Hongaarse vluchtelingen kwamen vanwege politieke motieven naar Nederland. Ze waren anti-communistisch. Ook waren er katholieke en protestantse Hongaren die vanwege hun geloof hun land waren ontvlucht. Over die laatste groep, de protestantse vluchtelingen uit Hongarije, vond ik in het Utrechts Archief een aantal mooie documenten in het archief van de Gereformeerde Kerk. Ik wil u graag iets van die vondsten laten zien.

 

Dominee Lajos Jakos

In 1957 besloot de Gereformeerde Kerk hier in Nederland dat de Hongaarse vluchtelingen geestelijk ondersteund moesten worden. Eén van de predikanten die met deze taak werd belast, was de Hongaarse dominee Lajos Jakos. Jakos had bijna veertig jaar als predikant in Hongarije gewerkt, maar Nederland kende hij ook goed, hij was namelijk met een Nederlandse vrouw getrouwd. Het lag dus voor de hand dat hij met zijn gezin naar Nederland probeerde te komen, toen zijn werk in Hongarije in 1956 te gevaarlijk was geworden. Dat lukte en de Gereformeerde Kerk vroeg of hij de protestantse Hongaren die naar Nederland waren gevlucht bij wilde staan.
In het Utrechts Archief liggen de verslagen waarin Jakos elk jaar verantwoording aflegde van het werk dat hij had verricht. Bij het lezen van die verslagen moet je wel wat door de stichtelijke taal heen prikken waarmee hij zijn teksten doorspekte, maar verder zijn het waardevolle documenten, omdat ze een prachtig beeld geven van hoe het de Hongaarse vluchtelingen in Nederland verging.

 

Jakos reisde door het hele land om zijn landgenoten te helpen en op het rechte pad te houden. Van Groningen tot aan Maastricht, Jakos kwam overal. Een makkelijke opdracht was dat niet altijd. Zo somberde hij eind 1957: “Mijn arbeid is een waar pionierswerk. Het is vooral in Limburg moeilijk te arbeiden onder de in de mijnen werkende Hongaren. Deze jongens van 17 tot 22 jaar hebben in Hongarije een geheel communistische opvoeding gehad. Deze jonge mensen, die alle godsdienstige en zedelijke basis missen, gaan nu, ver van het ouderlijk huis, hun eigen weg en het is niet te verwonderen, dat hun levenswijze dikwijls veel te wensen overlaat.”
Waar de jonge, alleenstaande mannen niet altijd in de pas liepen, had Jakos over de Hongaarse gezinnen niets te klagen. Hij schreef: “Met blijdschap kan ik opmerken, dat zowel in Limburg als in de andere gebieden, de Hongaarse gezinnen zich al heel goed geacclimatiseerd hebben en een normaal en evenwichtig leven leiden, dat ook de jonge mensen, tevreden zijn, geen heimwee hebben, maar met grote lust werken. Ik heb de indruk, dat de Hongaarse vluchtelingen zich aan de toestand hier hebben aangepast.”
In het algemeen ging het de Hongaarse vluchtelingen goed af, concludeerde Jakos. Ze leerden snel Nederlands en leken goed te integreren. Wat is daar een beter voorbeeld van dan een gemengd huwelijk? Al in november 1958 was het zo ver. Tevreden dacht Jakos terug aan de dag waarop hij het eerste huwelijk had ingezegend tussen een Hongaar en een Nederlands meisje. En dat er onder de Hongaarse vluchtelingen mensen zaten die het ver schopten, bleek wel in 1990, toen de voormalige vluchteling Gabor, staatssecretaris werd in het kabinet-Lubbers III.
Maar treurige gevallen – profiteurs – zijn er altijd. Jakos gaf daar een voorbeeld van: “Er is hier een jongeman, die zich, toen hij in Holland kwam, als Luthers heeft opgegeven, want hij had gehoord, dat Holland overwegend protestants is. Toen hij in Helmond terecht kwam, gaf hij te kennen, dat hij zich bij die kerk zou aansluiten, die hem het meeste steun zou geven. Nu is hij Rooms want hij heeft van de Roomse kerk een auto gekregen. Waar hij verder van leeft, weet niemand.”

 

Dat soort gevallen van leeglopers waren uitzonderingen blijkt uit een citaat van Jakos uit 1958: “Met vreugde kan ik constateren, dat men overal over de Hongaren zeer tevreden is wat hun werk en hun betrouwbaarheid betreft.”
Een bedrijfsleider die Hongaren in dienst had, bevestigde dat beeld. Hij was uitermate te spreken over de inzet van de vluchtelingen. Hij profiteerde van het communistische arbeidsethos waar zijn nieuwe werknemers nog niet los van waren gekomen. Wie uit een land kwam van achter het IJzeren Gordijn, was gewend keihard te werken. Het draaide daar altijd om het verhogen van de productiviteit. Hongaren die op deze manier hadden geleefd, wilden door hard te werken ook in het Westen hun bestaansrecht bewijzen.
In het algemeen integreerden de Hongaren snel, al kon het sommigen niet snel genoeg gaan en werd bijvoorbeeld in de jaren vijftig door het Comité Utrecht Vluchtelingenhulp geklaagd dat de vluchtelingen te geïsoleerd leefden. Een collega van Jakos, ook een predikant uit Hongarije, wist wel hoe dat kwam, ik citeer: “Vele Nederlanders spreken met vluchtelingen, maar ze komen niet tot een dieper contact. Het is niet toevallig dat de vluchtelingen zo weinig echte vrienden onder de Nederlanders hebben. Dit komt door het totaal anders-zijn in emoties, gevoelsreacties en een andere opvoeding. Iedere vluchteling moet vroeg of laat een zeker compromis vinden tussen wat hij heeft meegebracht, wat in hem omgaat, wat in hem leeft enerzijds en wat hij aantreft in het nieuwe land, in de nieuwe omgeving, waarin hij leeft en werkt anderzijds. Juist dit worstelen om het compromis te vinden blijft voor de Nederlander een gesloten boek, doordat hij zelf nooit zoiets behoefde mee te maken.”
Terug naar dominee Jakos. In 1976 stopte hij met zijn werk. De reden was niet zijn leeftijd – met zijn 81 jaar had hij al veel eerder mogen stoppen. Nee, hij vond dat hij de handdoek kon gooien omdat, en ik citeer: “het werk onder de verstrooide Hongaren overbodig wordt, nu iedereen al geheel ingeburgerd is en goed Nederlands spreekt – de kinderen spreken al beter Nederlands dan Hongaars.” Met de bijdrage van de Hongaarse vluchtelingen aan de Nederlandse samenleving zat het volgens Jakos wel goed.

 

Zwijgzame man, door Bashi Cikuru

Gewone man, verloren in de nacht, voor hem is de zon nooit opgegaan
Hoofd gebogen, gaat hij voort in de vrees dat op een dag het licht plotseling oplaait
Doodsbang, weigert hij de mensen te trotseren, zijn masker te laten vallen
De zon is niet ver, maar de gesloten ramen verhinderen hem ‘m te laten oplichten
Zou het kunnen dat hij zich graag bevindt in de duisternis en het donker, in onwetendheid?
Er is echter een plek in de zon om te grijpen, een identiteit om op te eisen!

 

Al deze jaren doorgebracht in stilte hebben zijn bestaan doen vergeten
Lijdzaam zegt hij stellig tegen zichzelf: ‘Ik heb mijn plek niet in deze lage wereld’
Als hij enkel maar zijn ogen kon openen, weggaan uit deze luchtbel waarin hij zich opgesloten heeft!
Deze geschiedenis delen, zijn geschiedenis, erfgoed, rijkdom van de mensheid
Praten over zijn strijd voor een betere wereld

 

Zwijgzame man, het is tijd om jouw stem te laten horen
Na, gedurende lange tijd, jouw kruis in stilte te hebben gedragen
De wereld draait zich naar je toe, dorstig jouw geschiedenis te (leren) kennen
Vertel hen de avonturen van jouw helden, praat met ze over jouw cultuur, jouw koningen
Het is tijd om op de voorgrond te treden, vol in de schijnwerpers (vol in het licht)

 

De dag is aangebroken, de duisternis verjagend, een boodschap van hoop dragend
Jouw stem, buiten adem gebracht door de stilte, herneemt zijn kracht, hervindt zijn geestdrift
Dus waarom wacht je nog ons te laten delen in jouw verhaal, toppunt van geluk en van strijd?
Moeite, lijden, desillusie, niets van dat alles doet ertoe in het heden

 

De mensheid wil de geschiedenis van jouw moedige medestrijders horen
Wil de trots lezen in je ogen, terwijl jij praat over jouw cultuur, jouw mythen en legenden
Ja, dat alles maakt deel uit van het werelderfgoed, waarom zou je hen dat ontzeggen?
Van nu af aan zal de wereld jouw avonturen lezen, jouw moed prijzen
Je zwerftocht in de nacht loopt op zijn eind,
Nu, dat jij jouw weg hervonden hebt.

 

Gedicht geschreven door Bashi Cikuru, veldwerker in Den Haag voor de Congolese gemeenschap (gedicht vertaald vanuit het Frans door Lotte de Waard)

Een raam naar de wereld, gedicht van Juan Heinsohn Huala

Een raam naar de wereld
Een open raam naar de wereld
Een huis voor fragmenten van menselijkheid
Tekens van gisteren die nodig zijn voor vandaag en morgen
Stenen van het huis die wij met ons meedragen
Ik wacht straks op jou in het museum
Dan drinken we een koffie en maken we de stoel van Rietveld na
Verzamelen de brokstukken van ons eigen leven
Hangen we dromen op de muur
En delen tekens van liefde in alle talen
Geen gesloten kamers
Geen kelders zonder bezoekers
Op het dak van de bushalte
De mooiste stukken van onze collectie
We willen een museum open aan het leven
We willen graag de dwaasheid
De magie
De originaliteit van de makers begrijpen
Dichter bij de kinderen brengen
Een wandelroute maken voor de verbeelding
Dan is de vrijheid van ons allemaal
Zo wordt de stad een stad voor veel meer mensen
Daar wil ik ook thuis zijn
Zelfs als ik over mijn bergen vertel wil ik hier thuis zijn
Zelfs als het gaat om mijn kleuren
Wil hier thuis zijn
Laten we het museum openen aan het leven

 

Juan Heinsohn Huala, veldwerker Ongekend Bijzonder, maakte dit gedicht als samenvatting van de belevingssessie over erfgoedvernieuwing tijdens de inspiratiemiddag van 24 oktober 2014.

Inspiratiemiddag Ongekend Bijzonder 2014

 

Op vrijdag 24 oktober 2014 vond de Inspiratiemiddag van Ongekend Bijzonder plaats. Het programma van deze middag was bedacht door de veldwerkers van het project. Zij hadden in twee groepen van twaalf elk drie workshops voorbereid. Van de bijeenkomst werd een gefilmd en een geschreven verslag gemaakt.

 

Bedoeling van de Inspiratiemiddag was dat de veldwerkers konden laten zien wat ze de afgelopen tijd in de opleiding van Ongekend Bijzonder geleerd hebben en wat ze de komende tijd aan werkzaamheden gaan doen. Daarbij stonden drie onderwerpen centraal:

    1. Het afnemen van een oral history interview;
    2. Het verkennen van een aantal meer theoretische vragen van het project, zoals de vraag wat een bijdrage precies is en wat de betekenis van het project voor vernieuwing van erfgoedinstellingen kan zijn;
    3. Het begeleiden van groepen om, op basis van eigen beelden en verhalen een publiekspresentatie te maken.

 

 

Making (oral) history!
Voordat de belevingssessies begonnen vertelde Saskia Moerbeek, directeur van de stichting BMP en initiatiefnemer van het project Ongekend Bijzonder, eerst kort wat het project inhoudt en waar het naar toe werkt. Ze begon met de constatering dat de geschiedenis van morgen, vandaag gemaakt wordt en dat het alleen daarom al belangrijk is dat ook nieuwe groepen in de steden zich vertegenwoordigd weten in archieven en musea. Ze vertelde kort over de slotpresentaties in de vier grote steden die door de stedelijke stuurgroepen van het project zijn uitgedacht en over de bijzondere ervaring van het lesgeven aan een zo gemotiveerde en betrokken groep als die van de 24 veldwerkers van Ongekend bijzonder.

Talk about history

IMG_1291-kleinNa Saskia kwam Elias van der Plicht aan het woord. Hij doet, in samenwerking met de betrokken gemeentearchieven en onder andere het Nationaal Archief en het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis historisch onderzoek naar de geschiedenis van vluchtelingengemeenschappen in Nederland. Hij merkte op dat er veel materiaal is, maar dat het vinden van de juiste trefwoorden en zoektermen niet eenvoudig is. Aan de hand van een dagboek van een Hongaarse predikant, dat hij vond in het archief van de gereformeerde kerk in Utrecht, kon hij vertellen hoe het de Hongaren in Nederland is vergaan en hoe deze predikant aankeek tegen ‘zijn eigen mensen’ en hoe hij de ontvangst in Nederland ervoer.

One team, one mission
Het volgende programmaonderdeel bestond uit een filmpje met fragmenten uit de proefinterviews die de veldwerkers in de zomer gehouden hebben en een humoristisch filmpje met een impressie van de opleiding. De fragmenten oogsten veel lof en maakten voor velen duidelijk wat voort soort interviews er plaats gaan vinden. Vervolgens werden alle veldwerkers naar voren geroepen om symbolisch een groot certificaat voor allen in ontvangst te nemen.

 

Belevingssessies
In de Belevingssessies gingen de ongeveer 150 deelnemers van de middag aan de slag met het houden van interviews, het maken van presentaties en het verkenningen van belangrijke vragen uit het project. De veldwerkers toonden vol enthousiasme hun kunnen en wisten de deelnemers op veel verschillende manieren te inspireren. In de ene zaal werd lesgegeven in camerabeheersing en het stellen van de juiste interviewvragen, in de andere zaal konden de deelnemers een life interview volgen en ook zelf vragen stellen aan de geïnterviewde. De twee workshops over presentaties hadden elk een geheel eigen karakter. De ene groep ging aan de slag met het maken van tableaus vivants met als onderwerpen: de uitreiking van het certificaat en de aanbidding van de (zwarte) Sinterklaas. De andere groep verdiepte zich in de vraag wat je meeneemt of mee zou nemen als je moet vluchten en vertelden daar verhalen bij.

 

In de groep die zich boog over de vraag wat een bijdrage nu eigenlijk inhoudt ontstond een discussie over de vraag of je die vraag eigenlijk wel mag stellen, omdat het mogelijk impliceert dat je vindt dat iemand een bijdrage móet leveren. Al discussiërend kwam de groep tot de conclusie dat een bijdrage uit heel veel verschillende dingen kan bestaan, zelfs boodschappen doen of stemmen of gewoon er zijn. Ook stelde de groep vast dat er wel verschil is tussen Nederlanders en vluchtelingen als het gaat om de bijdrage die ze leveren, en vooral ook de beleving daarvan.

 

De groep die zich door middel van de methode van het wereldcafé verdiepte in de bijdrage van het project aan erfgoedvernieuwing, ontstonden enthousiaste en geanimeerde gesprekken over de rol van archieven en musea en het belang van diversiteit in de collecties en, de makers en het publiek. De uitkomsten van deze sessie werden gepresenteerd in de vorm van een gedicht.

IMG_1329-kleinNa de presentaties van de workshops volgden nog een aantal bijdragen van mensen die geïnterviewd zijn of die op andere wijze betrokken zijn bij het project. Een van de Iraanse interviewden is actief om het basisinkomen te promoten in Nederland en toonde de clip die ze hierover met anderen gemaakt heeft en waarover ze ook in het interview vertelt. Een Ethiopische vrouw uit Den Haag gaf samen met enkele Ethiopische deelnemers een korte dansvoorstelling en Monir Goran uit Noord-Irak liet drie van zijn mooiste liederen in verschillende stijlen horen op ut en gitaar.

 

De middag werd afgesloten met de vraag van projectcoördinator Firoez Azarhoosh of er vanuit de zaal nog prangende vragen of dringende boodschappen waren. Een Vietnamese meneer vroeg zich af of de veldwerkers ook wel eens interviews hielden met mensen die achteraf weinig te vertellen hadden en een mevrouw worstelde nog steeds met de vraag naar een bijdrage. Vanuit de zaal kwamen verschillende reacties. Een van de veldwerkers zei dat iedereen een verhaal heeft en dat elk verhaal de moeite waard is. In de praktijk komt zij weinig mensen tegen die niets te vertellen hebben. Iemand die geïnterviewd was, vertelde dat het interview veel voor haar betekent heeft en dat de voorzichtige vraag naar een bijdrage die aan het einde werd gesteld haar aan het denken heeft gezet. Ze kijkt nu met andere ogen naar haar eigen betekenis.

 

IMG_1333-kleinEr was ook nog een vraag waarom er in het project aandacht wordt besteed aan de geschiedenis en hoe er omgegaan wordt met de vluchtgeschiedenis van de geïnterviewden en hun privacy. Saskia Moerbeek antwoorde hierop dat de interviewers zelf ook vluchtelingen zijn dus heel goed weten hoe gevoelig sommige onderwerpen liggen. De nadruk in het project ligt echter niet direct op de vluchtgeschiedenis maar vooral op de tijd dat (ex) vluchtelingen in Nederland wonen. Verder heeft het project allerlei mogelijkheden voor geïnterviewden om aan te geven dat ze bijvoorbeeld niet herkenbaar in beeld willen, of dat ze willen dat fragmenten uit hun interview pas jaren later beschikbaar komen voor onderzoek. Even ontstond er nog een discussie over de vraag of Mondriaan nu wel of niet een vluchteling was (wat hij toch wel blijkt te zijn) en daarna was het tijd voor een drankje. De veldwerkers kregen hun persoonlijke certificaat uitgereikt en met de gitaar van Monir erbij werd er nog lang gezongen in de bar.


Op de site van stichting Cai Dinh is een verslag van de middag in het Vietnamees te lezen: http://www.caidinh.com/trangluu1/sinhhoat/sinhhoathoalan/dacbietchuatungbiet.htm

 

 

>

Refugee Oral History project in the Netherlands

In the Netherlands Stichting BMP has started an innovative community-based refugee oral history project. The title of this project is Ongekend Bijzonder, which means Specially Unknown or Surprisingly Unknown.

Aim
The overall aim of the project is to collect and create a permanent record of individual refugees’ life histories accessible to general public. It is expected that the collection will comprise a significant body of testimony-based material on the subject of refugee lives in the Netherlands, and that the record will offer a new primary source for further research. The project started in October 2013 and will last till March 2017.

Background
Refugees are an integral part of the cities of Amsterdam, Rotterdam, The Hague and Utrecht. They have contributed to the economic, social and cultural fabric of the city, yet the lives of the city’s refugees and the history of refugee communities remain undocumented and marginalised. The public perception of refugees is largely shaped by the dominant media and political interests which often represent refugees in a negative light. The intention of the project is to initiate the process of changing such a situation.

Organisation
In the project 248 individual life histories of (former) refugees will be collected with special attention for the way they contribute to the development of the city they live in. The interviews will be conducted in either the Dutch Language or the interviewee’s mother tongue.

There also will be sixteen sub-projects in which refugees of the participating communities are invited to make an artistic presentation of a common theme in their stories. These projects are accompanied by professional artists.

Finally in each city, there will be a presentation to the public by means of theater, opera, art exhibitions, story telling et cetera, based on the collected material. These final presentation will be made in collaboration with the city museums, archives and other public institutions. At the end of the project the life stories will be made accessible through a website, there will be a book for the general public and an (international) final symposium.

In each city the main partners (Museums, Archives and Refugees) are represented in a local steering group. On a national level a committee of experts from different disciplines explores the many questions related to the project.

To collect the stories according to oral history standards and to organize the group projects twenty fieldworkers from the ten participating communities are following a professional training programme of six months. Every interview will be presented in a combination of audio and video formats and will be transcribed and/or translated. To ensure the streaming and accessibility of the material we work together with the Royal Netherlands Academy of Arts and Sciences (KNAW).

Further data:
Stichting Bevordering Maatschappelijke Participatie (BMP) means: Foundation for the Promotion of Social Participation.

The local steering groups have decided that the project will aim at the following refugee communities:

  1. Amsterdam: Iranian, Iraqi, former Yugoslavian and Eritrean
  2. Rotterdam: Iranian, Iraqi, former Yugoslavian and Chilean
  3. The Hague: Iranian, Afghan, Somalian and Congolese
  4. Utrecht: Iranian, Afghan, Ethiopian and Vietnamese

The local steering groups have been making plans for the final presentations to the public in each city during the Ongekend Bijzonder Festival (2016).

Partners in the project include:

Amsterdam Museum, Museum Rotterdam, The Historical Museum of the Hague, Centraal Museum (Utrecht), Stadsarchief Amsterdam, Stadsarchief Rotterdam, Gemeentearchief Den Haag, Het Utrechts Archief and The National Archives of the Netherlands, The Dutch Council for Refugees and The Foundation for Refugee Studies UAF.

The first part of the project was funded by SNS Reaal Fonds, the European Commission (migration funds) and the city of Amsterdam. The second part received funds from Fonds 21, Stichting DOEN, VSB fonds and the the European Commission (migration funds).

Members of The Committee of Experts are:

  • Haig Balian, Director Artis Zoo and former film producer.
  • Paul Brood, Advisor Nationaal Archief and Editor NA magazine.
  • Wim Budding, Cultural Pedagogue. Former director of BMP .
  • Domenica Ghidei Biidu, former Member Dutch College of Human Rights.
  • Halleh Ghorashi, Professor Diversity and Integration at the Free University.
  • Maarten Huygen, jurist, Head of Opinion NRC Handelsblad.
  • Selma Leydesdorff, Professor Oral History and Culture at the University of Amsterdam
  • Ad van Liempt, Journalist, and founder of many television programmes on history.
  • Arnoud Odding, Director Rijksmuseum Twenthe, strategic advisor of museums.
  • Mardjan Seighali, Director of the Foundation for Refugee Studies UAF and former vice-director of the Dutch Heritage Foundation.

Wat neem je mee als je vlucht? Column Annemarie de Wildt

12 mei 2014: Annemarie de Wildt, gastdocent in de opleiding van de veldwerkers van Ongekend Bijzonder, schreef een blog over wat ze meemaakte.

 

“Aan de mensen van het project Ongekend Bijzonder die momenteel opgeleid worden om in de vier grote steden in totaal 200 vluchtelingen te interviewen over hun levensverhaal, gaf ik een les over de kracht van voorwerpen. De interviewers hebben dezelfde achtergrond als de mensen die ze gaan interviewen. Ze komen uit Afghanistan, Chili, Congo, Eritrea, Ethiopië, Irak, Iran, Somalië, Vietnam en voormalig Joegoslavië”. Het artikel is te lezen op de site van het Amsterdam Museum.

 

Filmreportage Ouverture uit 2014

Filmreportage van de Ouverture van het project Ongekend bijzonder. Inspirerend én informatief en met prachtige muziek van Mehmet Polat en vrienden. Met bijdragen van Halleh Ghorashi, Stef Scagliola, Paul Brood en Paul van de Laar.

De reportage is gemaakt door Ron Langdon. Duur negen minuten.