De Feyenoord-fan uit Potočari

Als oudste in een gezin met vader, moeder en twee zussen groeide Esad op in Potočari, een dorpje in de gemeente Srebrenica. Begin 1992, toen Bosnië-Herzegovina een onafhankelijk land werd, realiseerde Esad zich dat er oorlog zou uitbreken en dat de Bosniërs, die geen leger hadden, kansloos waren. ‘Dus ik heb besloten om weg te gaan. Dat was de moeilijkste beslissing in mijn leven.’

Na een aantal jaar in Nederlandse vluchtelingencentra belandde Esad in Rotterdam. Hij trouwde, kreeg twee kinderen, leerde Nederlands en vond een baan in de logistiek.

Diep in zijn hart wilde Esad altijd leraar worden. Tijdens zijn studie solliciteerde hij op drie vacatures voor docent economie en werd voor alle drie aangenomen. Het werd het Zadkine College, waaraan hij nu nog als leraar verbonden is. Hij werkt graag met mensen en vindt het mooi de leerlingen te zien groeien: ‘Na vier jaar studie zie je heel andere mensen de deur uit gaan.’

Ieder jaar gaat Esad naar Bosnië. ‘Onze jaarwisseling is niet 31 januari. Wij leven van 11 juli tot 11 juli.’ Dat is de herdenkingsdag van de massamoord in Srebrenica en een dag van begrafenissen. Tot nu toe ging er geen jaar voorbij waarin Esad niemand te begraven had. Een oom, een neef, een vriend. Hij grijpt alle mogelijkheden aan om het verhaal van Srebrenica, de grootste massamoord op Europees grondgebied sinds de Tweede Wereldoorlog, op de kaart te zetten. ‘Het is niet zo lang geleden. Maar we zijn het in Europa wel aan het vergeten.’

Vanuit Nederland is Esad altijd bij Bosnië betrokken gebleven. In 1993 richtte hij bijvoorbeeld de humanitaire hulpvereniging Guber op, voor vluchtelingen uit Srebrenica. Ook stond Esad in 1996 aan de basis van de Bosnische jongerenvereniging Asik in Rotterdam. De activiteiten die Esad organiseerde waren ook bedoeld om in contact te komen met de Nederlandse samenleving. ‘Ik ben zo veel mensen in de stad tegengekomen, die vooroordelen hadden. Maar als je met hen in gesprek raakt en leert kennen, dan verandert dat en gaan ze met andere ogen naar de zaken kijken. Dat vind ik fijn.’

Naast een Bosnische tongval heeft Esad ook een Rotterdams accent. Feyenoord noemt hij zijn ‘eigen cluppie’. Hoewel Esad van Rotterdam houdt, zou hij ook terug willen naar Bosnië. ‘Maar misschien wil ik vooral terug in de tijd.’ Rotterdam werd bij het bombardement in de Tweede Wereldoorlog een stad zonder hart. ‘Bij een vluchteling is het hart er eigenlijk ook een beetje uitgetrokken. Mijn hart ligt daar, ik zit hier.’

Dit is een ingekorte versie van het levensverhaal van Esad op basis van het oral history interview voor Ongekend Bijzonder. Elias van der Plicht vatte zijn levensverhaal samen voor zijn boek Achterlaten en opnieuw beginnen.

Verwante levensverhalen, co-creaties en topics