Toen Monir vijf jaar was, brak de oorlog tussen Irak en Iran uit. Dat tekende zijn jeugd, al heeft hij ook goede herinneringen aan die tijd. Van jongs af aan speelt Monir gitaar en oed en zingt daarbij. De oed is een Midden-Oosterse voorloper van de gitaar die met plectrum wordt bespeeld. Monir studeerde muziek in Bagdad, gaf vervolgens les in Jordanië en maakte deel uit van de band Al-Nagam-Alasil, waarmee hij optrad op festivals.
Toen hij drieëntwintig was, ontvluchtte Monir Irak. Eind 1999 kwam hij via België Nederland binnen. Monir verbleef eerst in een asielzoekerscentrum in Maastricht, woonde daarna een tijdje in Geleen en sinds eind 2000 in Utrecht. Nadat hij de Nederlandse taal had geleerd, studeerde hij klassiek gitaar aan het conservatorium in Arnhem.
Zijn komst naar Nederland ziet Monir als een nieuwe geboorte: ‘Je gaat jezelf – je persoonlijkheid, je gevoelens, je karakter – opnieuw ontdekken doordat de omgeving is veranderd. Ook heb ik dankzij Nederland mijn eigen cultuur beter leren kennen.’ Hij trad geregeld op in RASA, het Bimhuis, in Paradiso en in het Bob Vlakehuis, een kunst- en cultuurhuis voor gevluchte kunstenaars en musici en speelde ook mee bij de Stadsopera Onderweg.
De muziek bracht Monir in gesprek met westerse musici die geen idee hadden van de oosterse muziek. Monir zette een project op waarin hij de oed combineerde met westerse instrumenten als piano en klarinet: ‘muzikale integratie’, noemt hij dat. Het resulteerde in de goed verkochte cd Onder een andere hemel (2010). Monir speelt ook muziek van Erik Satie op de ud. ‘In Nederland kun je als muzikant nooit rijk worden, maar muziek maakt me vanbinnen rijk. Het laat je, net als literatuur, ontdekken wie je bent. Muziek brengt me tot rust en ik doe mijn best ook andere mensen blij en nieuwsgierig te maken met mijn muziek.’